print
interview

Wim van Tiel: 'Hiernaast woont een vrouw alleen, en die roept vaak over de schutting "Heb je al eten?" En dan zeg ik "Hoezo?"'

Wim van Tiel
Wim van Tiel (82) woont alleen in Alkmaar.
25 oktober 2016

'Mijn naam is Wim van Tiel. Ik ben 82, weduwnaar, met drie kinderen. Tot ik met de VUT ging was ik vertegenwoordiger in textiel. Dat had je toen nog: VUT. Heerlijk was dat. Toen het bijna zover was kwam er een vriend bij me die mensen zocht om mee naar Rusland te zeilen. In mei ging ik met de VUT, in juli zat ik op die boot. Een prachtige reis. En sinds die tijd heb ik ieder jaar met die man gevaren.

Mijn vrouw is in 2012 overleden, dus sindsdien woon ik hier alleen. Ik heb wat operaties gehad aan m’n benen, dus ik ben wel bezig om te zoeken naar een appartement. Dit huis is wat groot voor als je alleen bent en ik krijg steeds meer moeite met traplopen. Dus ik dacht: dat kan ik beter nu doen, want als er wel iets gebeurt wil ik dat liever voor zijn. Ik heb mazzel hoor, ik ben 82 en nog redelijk goed gezond. Ik woon hier ook naar grote tevredenheid, alleen is het eigenlijk te groot voor iemand alleen. En ik heb een tuin. Daar helpt de buurman me mee, maar het wordt wel lastiger.

Gelukkig kan ik nog overal heen en alles doen wat ik wil. Nou ja, ik word wat te stram voor de zeilboot. Maar ik heb nu een vriendin, daarmee ga ik vaak uit, naar een concert, of naar het theater. Ik heb een autootje, daarmee kom je overal. En fietsen he? Ik ben wel op zoek naar een elektrische fiets, want die andere wordt steeds moeilijker. Maar ik kan me nog goed vermaken. In het najaar ga ik misschien zelfs nog naar Amerika met een vriend.

Ik heb AOW en een klein pensioentje. Dat bleek achteraf niet waardevast. Daar hebben ze me wel mee belazerd hoor. Toen ik in 1994 stopte met werken vond ik het pensioen wat ik zou krijgen best redelijk. Niks wetende van de eurocrisis en al die dingen. Mijn vrouw had ook nog een pensioentje. Daar aten we altijd van, zei ik, en mijn pensioen was voor de leuke dingen in het leven. Maar ja, dat gaat nu niet meer.

Ik ben geen pessimist. Ik mag ook niet klagen hoor, ik kan me nog aardig redden. Ik heb nou een keer in de 14 dagen een hulp. Mensen zeggen wel eens neem toch iedere week een hulp, maar ja, als die hulp komt, moet ik me er ook op instellen he? Ik vind het wel prima zo. Ja, ik tenniste graag, maar dat gaat niet meer. Al een jaar of tien niet eigenlijk. Maar ik heb een biljartmiddagje. En ik ga graag fietsen. Of naar de film. Ik woon in een buurtje met goede buren. En ik heb geen moeite om contacten te leggen, dat scheelt wel.

Ik ken hier ook wel mensen die de hele dag alleen zitten, te wachten of de kinderen langskomen. Dat heb ik dus niet. Ik heb goed contact met mijn kinderen, maar ze hoeven zich geen zorgen te maken. Dat vind ik voor hun ook prima, zij hebben ook hun eigen families. Ik heb mijn ouders ook altijd geholpen. Ik was enig kind. Mijn ouders woonden in Bergen, en die zijn allebei 94 geworden. Ze zijn wel in een verpleeghuis gekomen, gedeeltelijk dementerend. Maar die heb ik ook begeleid tot hun overlijden.

Hiernaast woont een vrouw alleen, en die roept vaak over de schutting "Heb je al eten?" En dan zeg ik "Hoezo?" "Nou, want anders kan je bij mij komen eten." En m’n oude huisarts, die komt ook nog vaak langs. En daar word ik ook te eten gevraagd. Sociale contacten heb ik plenty. En ik denk dat dat ook wel zo blijft als ik zou verhuizen. Het appartement dat ik op het oog had, ligt in de buurt van de Vleugels [een verzorgingstehuis]. De bedoeling was dat mensen uit dat appartement dan ook bij de Vleugels aan konden kloppen als er iets was. Als er iets zou gebeuren, dan kon je op een knop drukken en dan ging er in de Vleugels een signaal af dat er iets in dat appartement aan de hand is. Dat is gestopt, dat is wel erg jammer.

Mijn ouders zaten in een verzorgingstehuis. En daar ben ik toen lid geworden van de clientenorganisatie. Toen ze overleden, ben ik daar nog een jaar of wat in gebleven en toen ben ik lid geworden van de regionale organisatie. De L.O.C., Landelijke Organisatie Clientenraden. Daarmee bezocht ik ook diverse verpleeghuizen. En dan besprak ik met die clienten wat ze zouden willen. Alles bij elkaar heb ik dat denk ik een jaar of zeven, acht gedaan. En ik was erg tevreden hoor, over veel van die verpleeghuizen. Nu hoor je alleen maar ellende, dat ze allemaal worden afgebroken, afgebouwd, mensen willen liever thuisblijven, dat hoor ik die Van Rijn ook zeggen, maar als die verpleeghuizen goed zijn weet ik niet of iedereen wel thuis wil blijven wonen. Op een gegeven moment kom je in een situatie dat het thuis onhoudbaar zou worden. Ik vind het wel jammer dat die verpleeghuiszorg zo afgebroken is. Dat vind ik echt een gemis. Veel mensen zouden daar wel behoefte aan hebben. Ook omdat het toch een sociale omgeving biedt. Mensen vereenzamen. En de thuiszorghulpen hebben vaak niet voldoende tijd om een beetje maatschappelijk werk te verrichten.

Ik zie wel hoe moeilijk Van Rijn het heeft op het ogenblik. Hij is van goede bedoelingen, maar het komt er niet altijd uit. Net zo goed als met Klijnsma. Je hebt er alle vertrouwen in, maar het komt er niet altijd uit. Door de combinatie met de VVD hebben we toch ook veel moeten inleveren, ook wat we niet hadden moeten doen. Dat moet je accepteren hoor, dat is democratie, je moet compromissen sluiten. Maar ik word nog steeds kwaad als ik er aan denk dat er steeds meer wegen naar 130 km gaan. Iedere keer komt er weer een weg bij! En aan de andere kant zeggen we dan dat we aan de CO2 verplichtingen moeten voldoen. Het milieu, daar maak ik me wel zorgen om.

Maar de zorg, ach. Toen ik die verpleeghuizen bezocht waren ze echt prima. Met veel vrijwilligers ook. Ik kreeg er altijd positieve flow van. Nou hoor je alleen maar dat het zo slecht is in die huizen. De mensen hebben geen tijd meer voor de patiënten. Ja, dan holt het achteruit.

Het moet zo zijn dat de mensen een beetje keuze hebben. Ik begrijp heus wel dat er mensen zijn die niet naar een verpleeghuis willen. Maar ik word wel steeds onrustiger. Als ik in zo’n situatie kom, is er dan wel nog een plaats voor mij? Vanuit het beleid wordt er nu vaak gezegd dat mensen dat helemaal niet meer willen, maar dat is niet zo. Zoals die verpleeghuizen waren, dacht ik van een heleboel: oh, hier zou ik wel kunnen zitten. Ik heb nog een tijdje gebiljart in zo’n huis. Met een clubje mannen, en dan was er een borreltje aan het eind van de dag. Het is misschien niet veel, maar zo hou je toch je sociale contacten. Ik ben nog goed, maar ik kom er zat tegen, van mijn leeftijd, die dat wel nodig zouden hebben. Als het fysiek slecht gaat, dan houdt toch alles op. Ik heb toch ook een beetje mazzel dat ik nog zo kras ben.

Er zijn nu wel mensen die alleen thuis blijven, waarvan je je kan voorstellen dat ze beter af zijn in een verpleeghuis. Met een beetje sociale contacten erom heen. Er zijn mensen die zeggen ik ga nooit in zo’n huis, maar dat heb ik nooit gehad. Nee hoor, als het mij overkomt dat ik zo hulpbehoevend word, dan hoop ik dat er plek voor mij is. En dan vind ik daar ook wel weer mijn positieve draai.

Heb ik nog dromen? Ach, ik wilde altijd nog wel eens ballonvaren, maar dat hebben we laatst gedaan. Parachutespringen, dat had ik nog wel eens gewild, maar dat is er nooit van gekomen. Dat soort uitdagingen spraken me altijd wel aan. Ik heb wel in mijn hoofd gehad dat ik nog allerlei maatschappelijke activiteiten zou ondernemen, maar ik heb dat wel een beetje gehad inmiddels. Ik heb die verpleeghuizen bezocht, ik ben voor Amnesty jaren actief geweest, maar dat ligt allemaal een beetje achter me. Maar ik ben redelijk tevreden hoor. Een neef van me gaat nog veel op vakantie, naar de Balearen, een paar weken naar Curacao, dat soort verre bestemmingen. Dat zou ik ook wel willen denk je dan, maar ach, zo is het ook mooi, toch?

Ik maak me alleen de laatste tijd wel veel zorgen over de toekomst. Wat voor een wereld leven we in? Verschrikkelijk! Die hele asielzoekersaffaire, IS, dat onverdraagzame van het geloof! Het ene is nog erger dan het andere. Niet dat ik de islam nou op voorhand verwerp, maar die mensen worden zo rechtlijnig opgevoed. Ontmoedigend is dat. Ook voor de kinderen. En dan heb ik het nog niet eens over de klimaatverandering, de zeespiegelstijging. Mijn tijd duurt het wel, maar voor m’n kinderen maak ik me wel zorgen ja. Het is niet het einde van de wereld, maar ze gaan het moeilijker krijgen. Ik word ’s morgens eigenlijk nooit positief wakker. Maar ja, daar doe je ook niets meer aan he, op mijn leeftijd?  We moeten er maar het beste van maken.'

Interview afgenomen door Gijsbert Iterson Scholten in de zomer van 2016.
Foto: Gijsbert Iterson Scholten