print
interview

Een groep PvdA-leden volgde jongeren die net van het praktijkonderwijs kwamen. Anne-Eva Speeks en Matthijs van der Meulen (Rotterdam) spraken met een docent van een praktijkschool. ‘Als ze de school verlaten, vallen ze in een gat.’

Anoniem
docent op een praktijkschool in Rotterdam
03 januari 2015

Nadat we een rondleiding hebben gekregen door de school, waar leerlingen kunnen leren paskleding ophangen, schilderen, zagen, verzorging, maar ook Nederlands, Engels en rekenen; spreken we met een docent en mentor van een praktijkschool in Rotterdam.

‘Een praktijkschool leerling heeft een IQ van vaak zo tussen 60-75. Dat wordt vastgesteld in een rapport na onderzoek op de basisschool, voordat de leerling mag starten op een praktijkschool. Ze worden vaak een beetje in het verdomhoekje gezet, krijgen het stempel ‘dom’. Leerlingen zelf zullen niet vaak zeggen dat ze op een praktijkschool zitten. Dat is toch de schaamte. Maar als leerlingen ergens gaat werken en het vertrouwen van de omgeving krijgt, blijken het vaak hele trouwe werknemers.’

Wat is er voor nodig om een leerling stage te laten lopen of bij een bedrijf aan het werk te krijgen?

‘De voorbereiding van de school, de gesprekken met ouders en stage over de voortgang van het leertraject en een gunfactor, in hoeverre is er tussen een begeleider/ werkgever en de leerling een band ontstaan. In hoeverre zijn zij bereid die leerling meer te gaan leren.

Je merkt ook dat het bij kleine bedrijven makkelijker gaat dan bij grote bedrijven. De grote bedrijven zitten vaak vast aan andere afspraken en convenanten of verschuilen zich achter regels. Zo wordt er (soms zelfs bij een stage) gevraagd om een sollicitatiebrief. Dat is te moeilijk voor hen om te schrijven.

Daarnaast is rust, geduld, herhaling van uitleg nodig, ze moeten fouten mogen en durven maken. De rol van de stagebegeleider op de werkvloer en de stagedocent van de school is hierbij van groot belang. Zij moeten tijdig zaken te signaleren en waar nodig problemen oplossen. Daarnaast is het van groot belang dat het bedrijf of de begeleiding ter plekke openstaat voor onze leerlingen.

De meest koninklijke weg is om een stage in werk om te zetten. Destijds gaf de Wajong een aantal voordelen. Een werkgever kreeg korting op de werkgeverslasten en een no-risk polis, als de werknemer ziek werd, dan hoefde hij niet door te betalen en betaalde het UWV (mits gemeld) de ziektekosten. Daarnaast kreeg hij ondersteuning in de vorm van jobcoaching.

De regels om te kunnen vallen onder de Wajong-regeling zijn dusdanig aangescherpt dat er momenteel geen enkele leerling meer van ons hieronder valt. Op papier is het  grote nadeel van dit wegvallen van de Wajong dat het voor onze leerlingen dus moeilijker geworden is om financieel interessant te zijn voor een potentiele werkgever. Immers deze moet het volle pond betalen voor een werknemer die minder presteert en heeft meer begeleiding nodig. Met betrekking tot de komst van de Participatiewet is het op dit moment nog te vroeg om zeggen hoe dit voor onze leerlingen uitpakt.'

Tussendoor krijgen we een kopje koffie en thee van twee leerlingen die een interne stage lopen op de school zelf. Zo wordt er ook ’s ochtends een lijst rondgedeeld waarop de leerlingen kunnen aangeven wat ze ’s middags willen eten en dan wordt het door andere leerlingen klaargemaakt.

Wat hebben de jongeren nodig om na school goed te kunnen functioneren (op de arbeidsmarkt)?

'Ze zitten hier 5 jaar op school. Natuurlijk gaat het niet met iedere leerling fantastisch, maar wij zijn een soort vader en moeder, psycholoog en maatschappelijk medewerker. We helpen ze, we nemen ze heel erg mee aan het handje. Uitzonderingen daargelaten, maar veel leerlingen vinden dat heel prettig, we nemen veel werk uit handen van de ouders.

Als ze de school verlaten dan vallen ze eigenlijk in een gat. Moeilijke brieven komen binnen. Van het UWV, de gemeente; de gemiddelde brief van een instantie is niet te lezen. Het is te moeilijk. Die hebben gewoon hulp nodig. Ze hebben eigenlijk een hele leven lang iemand nodig die hen aan het handje meeneemt om allerlei dingen te regelen. Soms gebeurt dit door ouders, maar die zijn ook te zwak, dan vallen ze terug op stichting MEE, maar dat is weer een onbekend persoon.

De jobcoach die we vroeger hadden (in dienst van de school), die kent ze, wij hebben een dik dossier van 5 jaar van die leerlingen. Het zou heel erg mooi zijn als de scholen de job-coaching zelf mogen gaan doen. Maar dat is een spanningsveld, want job-coaching is geen onderwijs, dus wie gaat dat betalen? Maar je kan je ook afvragen: is het nou handig als een extern bureau, commercieel, erop gezet wordt, die andere belangen heeft? Die kent de leerling niet, die moet een band opbouwen et cetera.

Laat ik vooropstellen dat er een hele goede wil is, maar we hebben te maken met grote organisaties. Maar mijn stellige indruk is dat iedereen wel van goede wil is. Er zijn een aantal dingen opgestart en we moeten gaan kijken hoe dat gaat lopen. Er zijn in ieder geval in Rotterdam jongerenakkoorden afgesproken. Dat houdt in dat een aantal leerlingen, van verschillende scholen, aan de slag gaan bij een bedrijf, daar een gedeeltelijke opleiding volgen en dat er een inspanningsverplichting is van de school als begeleider.'

Als u zelf nog een draai mag geven aan het beleid wat zou u dan veranderen?

  • Met betrekking tot de jobcoach: maak gebruik van onze expertise van de afgelopen 5 jaar en zet die in het begin van het traject ná school. Die kunnen ook de bedrijven begeleiden in de nieuwe regelgeving.

  • Er bestaat nu de mogelijkheid van garantiebanen. Wat wij graag zouden zien is als een stagiair en een bedrijf graag samen verder willen, dat we dan naar het jongerenloket kunnen gaan en zeggen, ‘maak hier een garantiebaan van’. In plaats van dat er eerst getoetst wordt en er een bepaalde tijd overheen gaat, want is die plek misschien alweer weg.

  • We hebben onszelf als maatschappij wel erg veel drempels opgelegd. Om bijvoorbeeld in de haven te mogen werken is een VCA-diploma verplicht, het leesniveau van die toets is 2F, 3F (vergelijkbaar met vmbo en mbo-niveau 2-3). Dus dat is voor deze leerlingen te hoog. Helaas zijn er nog maar weinig alternatieven.

  • Voor onze leerlingen, die veel problemen hebben met lezen en rekenen, moeten er - meer dan nu het geval is - landelijk door de kenniscentra geaccrediteerde praktijkdiploma’s komen. De minister heeft hiertoe een aanzet gedaan maar niet helder is hoe dit zich verder zal ontwikkelen.

Interview gehouden in oktober 2015 door Anne-Eva Speeks en Matthijs van der Meulen (PvdA Rotterdam)
Foto: Werry Crone