print
interview

Een groep PvdA-leden volgde jongeren die net van het praktijkonderwijs kwamen. Vonden zij werk? Bas Sepers en Erica Bastiaans spraken met de bedrijfsleider van een kledingfiliaal over de leerlingen die bij haar stage lopen.

Anoniem
bedrijfsleider bij een detailhandelszaak
01 januari 2015

Diana (pseudoniem) werkt 32 uur als bedrijfsleider bij een detailhandelszaak. Ze geeft leiding aan 13 medewerkers, die ook allemaal parttime werken. Er wordt gewerkt met twee soorten contracten: één voor hulpkrachten (0-12 uur) en één voor parttimers (13-24 uur). Bij de laatste variant wordt de medewerker altijd voor minimaal 13 uur opgeroepen. De werkzaamheden in de winkel bestaan uit klanten helpen, de kassa bedienen, artikelen prijzen, spiegelen van producten en vrachtafhandeling. Een verkoopmedewerker kan alle werkzaamheden verrichten. Ook begeleidt Diana twee stagiaires, één op MBO-3 niveau en één stagiaire van de Praktijkschool, Pauline (pseudoniem).

Diana wil graag leerlingen van de Praktijkschool een kans geven om door te groeien naar een niveau waarop ze voldoende inzet en productiviteit tonen om op een arbeidscontract te kunnen werken. Ze heeft zelf kansen gekregen, en wil die ook aan anderen bieden. 

De jongere van de Praktijkschool

Pauline is in februari 2015 als stagiaire begonnen in het filiaal van Diana. Ze werkt drie dagen per week van 9.00-16.00 uur. De rest van de tijd gaat zij naar school. Doel van de stage is dat zij alle werkzaamheden leert en doorgroeit naar de functie van verkoopmedewerker met een arbeidscontract.

Na enige tijd bleek helaas dat deze functie te hoog gegrepen is voor haar. Pauline heeft veel begeleiding nodig, over de hele dag gezien ongeveer 1 uur. Ze kan één taak tegelijk aan en heeft veel aanwijzingen nodig. Wat ze leuk vindt, doet ze goed. Zelf oplossingen vinden als iets niet lukt, is moeilijk voor haar.

Zo probeerde ze kussens op te stapelen in een schap, maar deze bleven er steeds maar weer uit vallen. Pauline gaat hier dan mee door, tot iemand zegt dat het op een ander manier moet.

Train de leerlingen liever in klantvriendelijkheid, dan ze Nederlands, Engels en wiskunde te leren

Op de Praktijkschool wordt wel winkeltraining gegeven, maar dat is geen echte situatie. Diana mist hier en daar de aansluiting tussen de lessen op school die Pauline krijgt en de werkzaamheden in de winkel. Op school krijgt ze nog steeds lessen Nederlands, Engels en wiskunde. Het zou wellicht nuttiger zijn om klantvriendelijkheid te trainen en het antwoord kunnen geven op vragen van klanten. Kassa draaien blijkt, ook al zou de school daar meer aandacht aan geven, te hoog gegrepen voor Pauline.

De stagebegeleider komt 1 keer per 3 maanden langs. Er is geen termijn afgesproken waarop de stage afgerond moet zijn. Pauline blijft zolang het bedrijf de mogelijkheid biedt en zolang ze nog op school zit. De vergoeding voor de stage bedraagt 1 euro per uur.

De Participatiewet

Diana vertelt dat het tot haar grote spijt en ondanks de vele begeleiding niet gaat lukken om Pauline in dienst te nemen op een arbeidscontract. Welke factoren spelen hierbij een rol?

Zoals hierboven geschetst, sluiten de lessen op school niet goed aan op de praktijk. Daarnaast heeft Pauline een sociaal-emotioneel en cognitief niveau dat waarschijnlijk te laag is voor een functie met loonwaarde. Uiteindelijk zal ze in aanmerking gaan komen voor beschut werk, denkt Diana.

Een andere belangrijke factor is de budgettering van de loonkosten. Het filiaal waar Diana bedrijfsleider is, valt onder een holding. Diana heeft een budget, maar met de capaciteiten van Pauline is het moeilijk om haar in dienst te nemen. De loonkosten wegen niet op tegen de inzetbaarheid van Pauline, ze heeft te veel begeleiding nodig.

Via de Participatiewet zou dit voor een deel opgelost kunnen worden als de loonkostensubsidie voor Pauline toegevoegd zou worden aan het budget van Diana. Helaas is dit niet zo, deze subsidie blijft op het hoofdkantoor en wordt niet toebedeeld aan het budget van het filiaal. Op deze manier komt de bedrijfsleider niet uit met de mensen en de werkzaamheden die verricht moeten worden. Tegen een stagevergoeding Pauline aan het werk houden, is nog net mogelijk, maar als zij op het budget gaat drukken, komt Diana personeel tekort vanwege de intensieve begeleiding die Pauline nodig heeft.

Vraag is wat er gedaan kan worden aan het niet op de juiste plek terechtkomen van de loonkostensubsidie. Conclusie: weinig, Diana kan het hoogstens bespreken met haar rayonleider.

Diana heeft geprobeerd om Pauline in een ander filiaal te plaatsen op een plek met meer overzicht over haar werkzaamheden. Dan zou ze minder begeleiding nodig hebben, zelfstandiger kunnen functioneren, maar helaas is het niet gelukt om dit voor elkaar te krijgen.

Ten slotte blijkt ook dat de thuissituatie van Pauline lastig is. Rondom het gezin zijn op dit moment negen hulpverleners actief. Moeder is erg beschermend, en dit blijkt in de praktijk een belemmerende factor te zijn. Pauline reageert problemen uit de thuissituatie soms af op collega’s, waardoor samenwerking met haar ook moeizaam is.

Rol gemeente/Agros

De werkbegeleider van Agros, die door de gemeente is ingehuurd om jongeren naar werk te begeleiden, kan helaas weinig invloed uitoefenen op de aanpak van de Praktijkschool, noch op de houding van het hoofdkantoor waar het filiaal van Diana onder valt.

Diana wil heel graag een sociale bedrijfsleider zijn die jongeren een kans geeft, maar het is door verschillende omstandigheden heel moeilijk om een stagiair van de Praktijkschool door te laten groeien naar een volwaardige arbeidsplaats.

Interview afgenomen op 2 februari 2016 door Bas Sepers en Erica Bastiaans (PvdA-afdeling Haarlem).
Foto: Werry Crone