print
interview

Rahama Emboie Lahaseïni en Fatiha Essalmy uit Amsterdam-West vertellen hoe ze aankijken tegen 'ouder worden' in Nederland. Rahama heeft zelf lang in een verzorgingshuis gewerkt als schoonmaakster.

Rahama Emboie Lahaseïni en Fatiha Essalmy
Rahama Emboie Lahaseïni (66) en Fatiha Essalmy (49) kennen elkaar via Fatiha’s man, hij overleed 4 jaar geleden. Rahama en Fatiha zitten allebei op Nederlandse school, Rahama zit daarbij ook op Arabische les.
22 november 2016

Rahama: ‘Ik kom uit de Spaanse Sahara, maar woon al 40 jaar in Nederland. Ik ben 66 jaar oud en heb 4 kinderen, waarvan ik ook weer kleinkinderen heb. Ik heb 20 jaar lang gewerkt in een bejaardentehuis als schoonmaakster. Sinds kort ben ik met pensioen. Sindsdien ga ik naar de Nederlandse school, maar ik ga ook naar de Arabische school.’

Fatiha: ’Ongeveer 26 jaar geleden kwam ik vanuit Marokko hier in Nederland. Mijn man heb ik leren kennen bij Rahama, daardoor heb ik contact gekregen met Nederlandse mensen en ook de Nederlandse taal geleerd. Nadat ik trouwde met mijn man ben ik niet meer naar school gegaan. Met hem heb ik één dochter, zij is nu bijna 15 jaar oud.

Na het overlijden van mijn man moest ik wel naar school. Omdat ik niks begreep van het betalen van de huur, gas en licht: dat deed hij allemaal. Na zijn overlijden had ik hier veel moeite mee, met alle papieren. In Nederland krijg je te maken met zoveel papieren!

Mijn dochter heeft ook niet altijd tijd. Mijn stiefdochter helpt me soms, maar zij heeft zelf ook twee kinderen. Ik kan niet altijd leunen op andere mensen. Het leven is moeilijk en zwaar wanneer je de Nederlandse taal niet goed kent. Het wordt ook telkens moeilijker, omdat er bijvoorbeeld ook veel via het internet gebeurt. Het leven wordt moeilijker, alles moet met internet, je DigiD en allerlei andere dingen. Ook als mensen moeilijke vragen stellen over de telefoon, dan snap ik dat soms niet, of ze zeggen dat ik het op het internet moet regelen. Maar sommige Nederlanders of mensen die niet naar school zijn geweest, die ik spreek, hebben hier ook moeite mee.

Rahama: ‘Dat is ons probleem, het internet, en leren daarmee om te gaan. Ik krijg het niet in mijn hoofd.’

Fatiha: ‘Ik heb vaak computerles gehad, maar toch, het lukt me niet, ik krijg het niet in mijn hoofd. Zodra ik weer buiten school ben, sta ik er alleen voor en begrijp ik het niet meer. Ik wacht dan totdat mijn stiefdochter komt, of een vrijwilliger, zij helpt mij soms ook.

Het lukt me niet goed om snel te leren schrijven, mijn hoofd zit te vol. Ik ga nu 3 keer per week naar school, ik krijg rekenles en gewone Nederlandse les. Ik hoop dat mijn contract voor de school nu opnieuw verlengd wordt. [Ondertussen is Fatitha’s contract verlengt met een jaar, Nov. 2016.]’

Rahama: ‘Of bijvoorbeeld een maatschappelijk werkster, of mijn dochter, zij helpen mij.’

Fatiha: ‘Ik word vooral gek van de belasting. Gisteren zat ik met ze te praten, ik vroeg om advies: “Hoe moet ik met jullie omgaan?” Ik had zoveel vragen. En mensen zijn echt niet slecht, maar het is heel ingewikkeld. Mijn man was boekhouder, hij wist alles. Maar na zijn overlijden, was ik alleen met mijn dochter, en kreeg ik veel problemen.

Ik ben vrijwilliger voor één dag in de week in een bejaardentehuis, ook om zelf mijn taal te verbeteren. Ik breng de ouderen bijvoorbeeld naar beneden voor het eten, of ik ga met ze kletsen, of ik help ze met een crème op te smeren. Ik vind ze heel zielig, want ze zijn vaak alleen. Als ik zelf oud word weet ik niet of ik daar heen ga, het lijkt me heel moeilijk als je kinderen niet komen. Als ik later oud ben zou ik wel in Nederland willen blijven wonen, het is  wel echt mijn land geworden.’

Rahama: ‘Ik weet het niet, ik zou niet per se met mijn kinderen hoeven te wonen.’

Fatiha: ‘Ik zou wel graag met mijn dochter wonen. Ze zegt: als ik ga trouwen moet je je niet meer met mij bemoeien, haha. Het lijkt me niet fijn om altijd alleen te blijven. Soms is het fijn om alleen te zijn, maar niet voor altijd. Ik ben opgegroeid in een grote familie, zeven kinderen. Toen ik hier kwam vond ik dat wel moeilijk, eigenlijk nog steeds wel. Mijn dochter is dan wel met mij, maar alsnog voel ik me soms alleen, bijvoorbeeld als zij bezig is met haar huiswerk in haar kamer en ik zit hier dan alleen. Ik mis natuurlijk ook mijn man. Dat is moeilijk. Ik maak me wel veel zorgen.’

Rahama: ‘Je maakt je zorgen, maar je weet nooit wat er gaat gebeuren. Mijn buurvrouw heeft 20 jaar naast mij gewoond. Ze was een hele schone en nette mevrouw, maar nu zit ze in een bejaardentehuis en zit haar blouse scheef geknoopt en haar haar is ongekamd. Dan denk ik hoe kan iemand zo veranderen? Ze praat niet meer over haar man, ze heeft geen foto van hem, hij is vier jaar geleden overleden. In een hele korte periode is zij heel erg veranderd. Ze is beginnend dement.’

Fatiha: ‘Toen mijn man nog leefde ging ik 2 keer per jaar naar mijn familie. Maar nu moet ik één jaar wel, één jaar niet, anders kan het niet. Gelukkig heb ik hier nu ook vriendinnen in Nederland, zoals Rahama. 

Nu vecht ik voor mijn dochter, zij is mijn toekomst. De familie van mijn man zien we niet meer, zij vragen niet meer naar mij en mijn dochter. De moeder van mijn man vond het niet leuk dat haar kind getrouwd was met een buitenlander. Sinds het overlijden van mijn man zoeken zij geen contact meer. Zelf heb ik het wel geprobeerd. Maar ik heb nog wel contact met mijn stiefdochters.’

Rahama: ‘Zelf heb ik lang gewerkt in een verzorgingstehuis, later zou ik daar zelf ook wel heen gaan denk ik. Maar als je kinderen niet komen, dan word je niet goed verzorgd. De mensen die bezoek krijgen, waarvan ze weten dat er familie komt, laten ze bijvoorbeeld niet in plas zitten. Soms wordt er ook gestolen, kleren en goud, ook door de verzorging zelf. Wanneer mensen een beetje dement worden weten ze niet meer zo goed waar ze hun dingen hebben gelaten.

Mijn dochter zou wel komen als ik in een verzorgingshuis zou zitten. Maar zij werkt zelf ook in een verzorgingshuis. Daarom zegt zij ook dat ze mij thuis zal gaan verzorgen. Vroeger verzorgden mensen hun ouders. Maar nu werken de man en de vrouw, de kinderen zitten op school; er is geen tijd over, iedereen is aan het rennen. Vroeger werkte de vrouw vaak niet, maar nu, ook in Marokko, werken de vrouwen. De jongeren brengen hun ouders naar een bejaardentehuis, het is te druk voor hen.’

Fatiha: ‘De zorg is veranderd in die zin dat mensen minder aardig zijn geworden. Ik heb vroeger een tijdje in ziekenhuis gelegen voor mijn hart. Toen was iedereen heel vriendelijk. Toen mijn man ziek werd heb ik gelukkig wel een hoop geleerd van waar je dingen kan regelen, zoals bijvoorbeeld een stoel voor in de badkamer of een toiletverhoging.’

Rahama: ‘Het contact met mensen is minder geworden. Maar niet met iedereen.Je kunt niet zeggen: iedereen is slecht. Soms is iemand misschien gewoon chagrijnig. Maar vroeger was het leven makkelijker en goedkoper dan nu. Ik denk dat er niet goed wordt gedeeld.’

Fatiha:  ‘Maar we hebben het goed, we betalen onze huur, gas, licht, we kunnen eten en drinken.’

Rahama: ‘We houden van lekker eten! Ik heb kleding, schoenen, een huis, dat is genoeg.’

Interview afgenomen op Tessa de Vries op 18 oktober 2016
Foto: Tessa de Vries