print
interview

Een groep PvdA-leden volgde jongeren die net van het praktijkonderwijs kwamen. Pascal Arnold en Greet Generaal van de afdeling Zwartewaterland spraken met Annet Wiersema, een verontruste stagebegeleider op VSO-school De Ambelt.

Annet Wiersema
stagedocent- en coördinator De Ambelt (afdeling Voortgezet Speciaal Onderwijs) in Zwolle en omstreken
01 mei 2015

‘Al ruim 30 jaar werk ik met kinderen die speciaal onderwijs krijgen – van arbeidsmarktgericht (AMG) tot vwo – in de leeftijd van 14 tot en met 20 jaar. Leerlingen die de cognitie wel hebben om hun diploma te halen, maar sociaal-emotioneel en gedragsmatig in meer of mindere mate ondersteuning nodig hebben. De meeste leerlingen stromen door naar niveau 1 of 2 van het mbo. Binnen de afdeling AMG worden leerlingen tot en met 20 jaar opgeleid en getraind naar werk. Hier leren zij vaardigheden die nodig zijn in het werk. Nadien is nog sprake van twee jaar nazorg, eventueel op de werkplek.

De vmbo-tl-leerlingen en havisten proberen we door te laten stromen naar mbo of hbo. Wij moeten deze leerlingen vaardigheden aanleren zoals presteren onder tijdsdruk en plannen. De leerlingen die het tempo niet kunnen bijhouden, kunnen hier gespreid examen doen. Deze groep leerlingen heeft meer aandacht nodig. De verwachting is namelijk dat deze leerlingen tussen wal en schip gaan vallen. Dit komt doordat het samenwerkingsverband en de minister willen dat zij zo hoog mogelijk presteren en zo snel mogelijk een diploma halen. Na het afronden van een diploma moeten sommige van deze leerlingen doorstromen naar het mbo. Hier worden nu al leerlingen geweigerd door de invoering van de Wet Passend Onderwijs. Mbo-scholen krijgen namelijk een zorgplicht en zijn hierdoor afhoudend.

Een gedeelte van deze groep valt ook uit doordat zij de druk van het presteren op de mbo of hbo niet aankan. Vervolgens moeten deze leerlingen dan richting arbeidsmarkt, maar hier zijn ze niet voor getraind. Er is dan ook geen nazorg meer vanuit De Ambelt. Dit gecombineerd met geen uitkering, geen contact met hulpverlening of enige vorm van begeleiding kan ervoor zorgen dat deze leerlingen thuis komen te zitten. Ik heb er nu al mee te maken en ik vind dat we met deze leerlingen anders moeten omgaan. Voor hun zestiende jaar moet eigenlijk al duidelijk zijn of deze leerlingen door kunnen stromen naar het mbo. Zo niet dan moeten ook zij in het traject van AMG, zodat ze tenminste kans maken op werk.

De leerlingen van de afdeling AMG lopen stage, worden begeleid en kunnen vaak van daaruit doorstromen naar werk. Zij hebben meer tijd voor training richting arbeid. De leerlingen van AMG komen onder andere terecht in de groenvoorziening, de productiebedrijven, de zorg en winkels. De stagedocenten doen, samen met de ouders, veel moeite voor de stageplekken.

Als leerlingen niet vanuit de stage door kunnen stromen naar regulier werk, dan zoekt men anderssoortig werk. Het is nog niet bekend hoe dit gaat lopen in de nieuwe situatie van de Participatiewet. Dit is nog een grijs gebied. Een groot gedeelte van deze leerlingen kreeg voorheen een Wajong-uitkering. Nu moeten zij in het doelgroepenregister van de gemeente terecht komen. Per gemeente is het alleen nog heel verschillend hoe ver men hiermee is. Bijvoorbeeld alleen al het feit of men weet hoe groot de doelgroep is.

De doelgroep wordt groter, doordat de Wajong voor een groot gedeelte van deze leerlingen niet meer van toepassing is. Het wordt waarschijnlijk moeilijker om ze geplaatst te krijgen. Doordat ik goede contacten heb met veel bedrijven en een heel uitgebreid netwerk heb opgebouwd, kan ik mijn stagiair(e)s plaatsen in stagetrajecten. Deze contacten blijven goed door direct actie te ondernemen als iets niet goed loopt. Het is echt een kwestie van er boven op blijven zitten. Zo belde laatst een bedrijf op en gaf aan dat het niet ging lukken met de stagiair. Ik ben zelf mee gaan lopen en per handeling gaan kijken wat de stagiair moest doen. Ook om er achter te komen waar de stagiair eventueel nadien elders aan de slag zou kunnen. Om te beoordelen wat dan wel haarbaar zou kunnen zijn.

Als er nog wel mogelijkheden zijn in zo'n situatie, dan is het zaak de leerling en het bedrijf goed te coachen. Het is enorm belangrijk het contact met alle partijen – leerling, ouders, school en werkgever – goed te houden. Als het niet lukt met een stagiair(e), dan ligt het vaak in de begeleiding die niet gegeven kan worden, de productie waar hij/zij niet in mee kan draaien of omdat het team de leerling niet accepteert. Andersom kan het ook zijn dat de leerling ergens zelf niet wil werken. Maar door tijdens de stages te laten zien hoe goed leerlingen kunnen zijn en wat zij kunnen toevoegen aan het bedrijf, worden ze nogal eens in dienst genomen.

Voor de toekomst denk ik dat het eerst moeilijker wordt om leerlingen aan het werk te krijgen. Voor veel jongeren valt de Wajong namelijk weg. Gemeentes weten nu ook nog niet altijd wat ze met deze doelgroep aan moeten. De gemeente Zwolle weet bijvoorbeeld nog niet goed wat hierin te doen. Hiervoor hebben ze een medewerker van het UWV ingeschakeld. De Wajong was een mooi middel en het UWV kon het bedrijf goed begeleiden. Op dit moment heeft men denk ik binnen de gemeentes nog niet voldoende kennis om deze leerlingen te begeleiden. Het is ook nog niet duidelijk hoe en waar deze jongeren weggezet kunnen worden. De leerlingen van de afdeling AMG kunnen tot hun twintigste jaar worden begeleid door de school. Voor de leerlingen boven het niveau van de praktijkschool kan dat dus maar tot hun zestiende of zeventiende - de leeftijd waarop ze veelal met een diploma de school moeten verlaten: uitstroomprofiel vervolgonderwijs.

De gemeente moet deze leerlingen dus eigenlijk al vanaf 16 jaar in beeld hebben en gezamenlijk met de school een traject uitzetten. Maar wat kan een gemeente met een zestienjarige? De gemeente doet daar nog niets mee. Wij proberen dus nu te overleggen met het samenwerkingsverband om eerder een traject uit te zetten richting arbeid of dagbesteding. Hier moeten wij een strijd leveren. Wij maken dan een opleidingsplan met de ouders. Zij willen liever meestal dat hun kind naar het vervolgonderwijs gaat als dat mogelijk is. Maar nu moet hun kind richting arbeid of dagbesteding.  

Wat wij nu nodig hebben is dat de gemeentes duidelijk de regie nemen. Daarnaast blijft geld heel belangrijk. En dat werkgevers enthousiast blijven en ruimte gecreëerd wordt voor deze leerlingen. De verwachting is dat deze groep jongeren veel groter is dan dat men nu denkt. Een deel van de leerlingen van vmbo-tl en havo stroomt nu niet meer door naar het mbo. Zij komen op de arbeidsmarkt op een lager niveau te werken. Deze groep kan vervolgens de groep van het vso verdringen. De groep van het praktijkonderwijs en AMG schuift naar een niveau lager: dagbesteding. Vooral de groep mensen met een sociaal emotionele en fysieke beperking krijgen het erg lastig op de arbeidsmarkt. De groep die zich moeilijk kan aanpassen komt thuis te zitten.

Voor onze doelgroep is het een ramp dat én de Wet Passend Onderwijs én de nieuwe Jeugdwet én de transitie tegelijk hebben plaatsgevonden. Ook komen leerlingen niet meer in de sociale werkplaatsen terecht. Ik denk dat het een grote chaos gaat worden. Als ik politicus zou zijn – wat absoluut niet mijn ambitie is – dan zou ik veel meer werkervaringsplekken willen hebben. En geld om deze mensen als extra arbeidskrachten in te zetten bij een werkgever. Door de veranderingen is de verwachting dat misschien 75% van de leerlingen die ik begeleid hierdoor niet goed – op niveau –  terecht komt de komende tijd. Dit betekent thuis zitten, op een lager niveau gaan werken en hierdoor een neerwaartse spiraal in de ontwikkeling.’

Interview gehouden december 2015 door Pascal Arnold en Greet Generaal PvdA Zwartewaterland
Foto: Werry Crone