print
interview

Wijkverpleegkundige Fien van de Rijt komt regelmatig ouderen tegen met financiële problemen. Ze hebben niet altijd de benodigde hulpmiddelen: 'Een rollator voor een obesitas patient kost 450 euro en wordt niet altijd vergoed.'

Fien van de Rijt
Fien van de Rijt (56) werkt als wijkverpleegkundige bij Brabantzorg. Ze is getrouwd en heeft 3 kinderen.
29 september 2016

'Ik ben  wijkverpleegkundige in de thuiszorg bij ‘Brabantzorg’ in Uden, in wijkteam 1. Al meer dan 25 jaar werk ik bij deze organisatie. Op dit moment volg ik een HBOV-opleiding. Ik ben getrouwd, heb 3 kinderen en woon in Sint Oedenrode.

Mijn werk bestaat voor grootste deel uit de zorg voor ouderen van 75 jaar of ouder. Ik houd me vooral met het volgende bezig: de zorg voor de cliënten, met name hoog complexe zorg, ondersteuning en coaching van teamleden, indicaties afgeven, kostenbaten-plaatje maken, de administratie doen, signaleren, observeren en het rapporteren van vragen. Samen met mijn teamleden ben ik de spil in de wijk.'

Waar loop je het meest tegen aan?

'Ik loop het meest aan tegen de hoeveelheid formulieren, de administratieve rompslomp van het begin van een traject tot het einde. Dat is sinds de verandering vanaf 2015 sterk toegenomen. Vòòr deze periode hadden wij hier als wijkverpleegkundigen minder mee te maken. Nu zijn we een wijkteam geworden, zijn we zelf organiserend. We zitten dichter bij de cliënt en ze spreken ons sneller aan. 

Eerst werden mensen doorverwezen naar klantenservice. Wij krijgen nu ook nog vragen van hen maar wij nemen ook direct de zorgvraag aan. Dit  heeft een meerwaarde, want familie en cliënten weten je veel gemakkelijker te vinden, de lijn is korter. Alleen, de 10 handtekeningen die ik moet hebben voordat de zorg gestart kan worden vanwege allerlei regels en wetten, maakt het lastig. Eén handtekening zou voldoende moeten zijn. 

De eerste handtekening begint bij de vraag van de klant; een zorgovereenkomst vereist een handtekening. De indicatie maken vereist een handtekening. Een cliëntenkaart  aanmaken vereist een handtekening. Dan ga ik een plan maken: wederom een handtekening. En dan moet de indicatie nog komen. Ik probeer wel van alles samen te pakken zodat de cliënt in een keer alles kan tekenen. Maar cliënten zien op een gegeven moment door de bomen het bos niet meer. Het zijn zoveel handtekeningen dat ze zich afvragen: waar teken ik allemaal voor? Dan is er niet altijd een familielid aanwezig en dan wordt het heel lastig. Mensen mogen niet altijd iets tekenen. Sommige mensen zijn daar ook huiverig voor en dat begrijp ik. Er kan misbruik van worden gemaakt. Mensen hoeven maar een uniform aan te trekken... Ik heb verhalen gehoord dat mensen probeerden binnen te dringen bij ouderen. En mensen wonen wel zelfstandig.'

Met welke instanties krijg je te maken?

'Heel veel: ziekenhuizen, ketenpartners, huisartsen, Wmo-consulenten, fysiotherapie, logopedie, inkomstconsulenten. We hebben een sociale kaart van Uden gemaakt zodat we instanties gemakkelijk  kunnen benaderen.'

Hoe is de samenwerking bij de Wmo, met de gemeente?

'Heel goed, ik heb elke 6 weken Multi Disciplinair Overleg (MDO)  met de huisartsen waarin alle betrokken disciplines zijn vertegenwoordigd, Wmo, ergo, fysio, Vivaan (welzijnsinstelling) et cetera. En daar kan iedereen cliënten inbrengen. Ik heb het 06-nummer van de Wmo consulent van de gemeente Uden en kan hem altijd bellen. Zo kan ik de lijnen kort houden. Als er acuut iets nodig is kan ik hem bellen. Je kunt samen sparren om ervoor te zorgen dat de juiste zorg er komt. Deze samenwerking ervaar ik als heel positief. Het is belangrijk dat je je contacten hebt en mensen/instanties kunt benaderen.'

Welke problemen kom je vooral tegen bij ouderen?

'Door de vergrijzing, het ouder worden van mensen en het langer thuis wonen, zijn de hulpvragen toegenomen. Voorbeelden zijn complexe zorgvragen, verminderde mobiliteit, vereenzaming, overbelaste mantelzorgers .

Van mantelzorgers wordt ook steeds meer gevraagd, dat is heel goed maar daar zit wel een grens aan. Ze hebben hun eigen werk en verplichtingen, wonen soms op afstand. Ik ervaar veel bereidheid, maar soms wordt er wel heel veel van hen gevraagd. In de gezinnen zit ook niet altijd iedereen op een lijn, wat weer problemen geeft. Het is belangrijk mantelzorgers te waarderen en positieve feedback te geven en ze te motiveren.

Financiële problemen komen ook regelmatig voor, veel cliënten zitten financieel in het grijze gebied. Hun zorgvraag is complex en daardoor duur geworden. Het inkomen van een groep ouderen is net  te hoog om voor vergoedingen in aanmerking te komen waardoor ze bijvoorbeeld maar 3 keer per week warm kunnen eten. Wat ook voorkomt is dat een echtpaar samen 1 maaltijd nuttigt omdat het anders te duur is. Als ze vakantiegeld krijgen, kunnen ze een bepaald hulpmiddel aanschaffen. Dat vind ik heel schrijnend. 

Mensen met een bepaalde complexiteit aan problemen, moeten soms bepaalde hulpmiddelen die niet meer uit de Wmo worden vergoed. Bij complexiteit is een hulpmiddel ook vaak duurder. Bijvoorbeeld een rollator voor een obesitas-patiënt: die kost 450 euro maar wordt niet altijd meer vergoed; daarvoor moet je aan bepaalde criteria voldoen en het is inkomensafhankelijk. Maar als het hulpmiddel er niet komt, wordt het probleem alleen maar groter, bijvoorbeeld omdat een cliënt valt, waardoor de complexiteit en de zorgvraag toenemen en de kosten stijgen. Het is jammer dat er voor dit soort situaties geen extra ‘potje geld’ is.'

Wat kun je vertellen over vereenzaming?  Zijn daar vanuit de gemeente of vrijwilligersorganisatie oplossingen voor?

'Ja, daar wordt heel veel voor gedaan. Wij constateren het niet altijd zo gemakkelijk. Niet iedere cliënt is van bemoeienis gediend. Wie zijn wij om te zeggen; u vereenzaamt. Maar we houden dan wel een oogje in het zeil. Iedereen heeft daar echter zijn eigen keuze in. We zien wel dat dagopvang steeds minder wordt, ook zijn daar steeds meer vrijwilligers en is de professionaliteit aan het verarmen. Dat is echt een minpunt. Mensen staan dan met hun handen in het haar en vragen wat kunnen wij? Dan worden wij daar in betrokken.

Bij de aanleunwoningen waar wij zorg bieden zit een dagopvang. Dus in geval van nood kunnen ze een beroep op ons doen, maar dat komt wel extra boven op ons werk zonder financiële vergoeding. Wij bieden dan wel die zorg omdat de cliënt centraal staat. De visie luidt; ‘samenspel in de zorg’! Wij bieden regelmatig meer zorg die niet vergoed wordt. Als wij dagopvang nodig vinden, gaan we dat aanvragen. Met een goede onderbouwing wordt dit dan wel toegewezen vanuit de Wmo. De gemeente heeft daar nog nooit moeilijk over gedaan.

Als het vervoer van en naar de dagbesteding niet kan worden gerealiseerd, zoeken we vrijwilligers, bijvoorbeeld via Vivaan. Maar we hebben ook contact met een vrijwilligerscoördinator van St. Jan (zorginstelling) en we hebben een project opgezet omdat we wel over een bodem scharen van de vrijwilligers. Veel mensen willen toch wel bepaalde activiteiten blijven doen om hun vereenzaming tegen te gaan en daardoor hebben we meer vrijwilligers nodig voor vervoer. Dit gaat echter wel een dilemma worden wat je wel en niet kunt blijven doen.

9 euro voor een maaltijd, is een drempel voor mensen

Naar aanleiding van signalen over eenzaamheid in een wijk heb ik samen met mijn collega’s een initiatief genomen. Ik ben naar de locatiemanager gegaan, heb en plan ontwikkeld en een ruimte kunnen regelen bij ‘Tuinzicht’ (een activiteitenruimte in een aanleunwoning). Die ruimte kunnen bewoners vrij gebruiken. Er  worden ook allerlei activiteiten door vrijwilligers gedaan. Daar hebben we geregeld dat mensen een keer per week samen de maaltijd kunnen nuttigen. We hebben ook een subsidie aangevraagd waardoor de maaltijden goedkoper worden. Het bedrag (bijna 9 euro voor een maaltijd) is namelijk een drempel voor veel mensen. Ook willen we uitbreiden naar meerdere dagen. Maar door de beperkte  mobiliteit kunnen sommige mensen niet naar ‘Tuinzicht’ komen en worden nu nog mensen van onze organisatie ingezet om het te vervoeren. Het is de bedoeling dat er meer vrijwilligers komen. We zitten nog in een beginfase maar hebben ideeën over hoe we dit kunnen uitbreiden. We werken hiervoor samen met ‘ Ons Welzijn’ en met’ Vivaan’.

Ik zet me hier graag voor in. Ik werk op papier 28 uur maar in de praktijk zijn dat vaak meer uren.  Ik kan dit echter wel declareren want voor een project moet je eerst investeren wil het een succes worden.'

Hoe word je betrokken bij de beslissing van ouderen als ze niet langer thuis willen of kunnen wonen?

'Vaak is er al een casemanager in beeld, via de huisarts. Als deze niet in beeld is, zorg ik ervoor zorgen dat er een casemanager komt of ga ik in overleg middels het MDO, met de huisarts en familie over wat de wensen zijn. Bij dementie of andere GGZ-problematiek is er meestal al een casemanager en die regelt dan alles. Als er geen casemanager is, nemen wij contact op en wordt het traject in gang gezet. De duur van zo’n traject is afhankelijk van de zorgvraag en waar ze opgenomen willen worden. Is dat in een verpleeghuis, in een verzorgingshuis of ‘zorgwonen’?  Dit laatste is wonen in een verzorgingshuis maar je woont er wel zelfstandig, je huurt daar een woning en als je zorg nodig heb neem je die zorg af van het verzorgingshuis. Mensen kunnen dan ook gebruikmaken van de faciliteiten van het verzorginshuis, de kapper, het restaurant en dergelijke. Het lijkt wel op de vroegere aanleunwoning. Dit is een nieuwe ontwikkeling die vanuit de overheid is opgelegd; dat  verzorgingshuizen ook deze voorziening bieden. Het heeft te maken met  financiën. Een voordeel van deze manier van wonen is, is dat de veiligheid meer wordt meer gewaarborgd én de zorg dichterbij is.

Het verliezen van regievoering is de belangrijkste reden waarom iemand in aanmerking komt voor een opname in een instelling, en wanneer de veiligheid in het gedrang komt. Fysieke beperkingen geven niet de doorslag. Zolang iemand zelf een hulpvraag kan stellen en kan alarmeren kan de zorg thuis worden geboden. In principe kan alle zorg thuis worden geboden, zolang de cliënt de wens heeft om thuis te wonen en hij of zij zelf - of met hulp van de familie - de regie kan voeren. De veiligheid moet wel gewaarborgd zijn.

De cliënt heeft eigen regie en bepaalt of een opname tot stand komt. Hij of zij moet hiervoor tekenen. Als de cliënt weigert en een opname noodzakelijk wordt geacht, moet er een wettelijke machtiging komen (een RM, een rechterlijke machtiging).'

Heb je ook ervaring met de zorg voor ouderen met een niet-Nederlandse achtergrond? Heeft deze groep een ander soort zorg nodig?

'Wij hebben mensen met een andere culturele achtergrond  in de instelling wonen. Ik vind het belangrijk dat je je verdiept in hun achtergrond als ze bij ons in zorg komen, met name wat betreft religie en cultuur. Waar je vaak wel tegenaan loopt, vooral in de wijk, is dat je een tolk moet hebben en dat maakt het complex. Of er moet een kind bij aanwezig zijn. De kinderen zijn vernederlandst. Dat kan een drempel zijn voor de klant. Ze zouden er bij gebaat zijn zorg te krijgen van mensen uit  hun eigen cultuur. In de aanleunwoningen komt een mevrouw met een Indonesische achtergrond die een paar keer kookt voor Indonesische mensen. Volgens mij is dat via’ Ons welzijn’. Ook zijn er in den Bosch Indonesische middagen waar mensen naartoe worden gebracht.

In de opleiding wordt er ook wel enige aandacht aan besteed, maar je gaat je pas verdiepen als je met mensen uit andere culturen werkt.'

Onder welke voorwaarden denk jij dat ouderen langer thuis kunnen wonen?

'De aanleunwoningen in Uden zijn verouderd en zouden beter aangepast moeten worden. Hierdoor voldoet de woning soms niet meer. Goed aangepaste woningen zouden ervoor kunnen zorgen dat ouderen langer zelfstandig wonen. Er komt ook steeds meer technologie die hieraan bijdraagt. Als het vergoed wordt, willen mensen er wel aan. Maar als het niet wordt vergoed, is dat een drempel omdat beperkte financiën een rol kunnen spelen. Maar naast de technologie is en blijft het menselijk contact een belangrijk iets.'

Is er een specifieke groep ouderen waarover je je zorgen maakt?

'De kwetsbare ouderen in combinatie met  vereenzaming en GGZ problemen, met name de GGZ-problematiek die ontstaat als gevolg van het ouder worden zoals ervaringen uit hun leven, depressies, vereenzaming. Ik vind dat dit is toegenomen. Ook was een aantal  jaren geleden de toegang tot zorg nog gemakkelijker nu.'

Als er één ding zou zijn wat jij zou mogen veranderen in de ouderenzorg in Nederland wat zou dat dan zijn?

'Ik heb zoveel… maar toch... uitbreiding van dagopvang. De mensen meer sociaal bij elkaar brengen, activiteiten die betaalbaar zijn voor mensen en die voor hen wenselijk zijn. Op wat voor manier dat vormkrijgt maakt mij niet uit. Vrijwilligers werven houdt op een gegeven moment ook op. Het moet georganiseerd worden en daar is geld voor nodig.

Ik zou wensen dat woningbouwverenigingen in wijken het niet afhankelijk laten zijn van mensen die initiatief nemen, maar dat zij een sociale plek creëren voor ouderen in de wijk, onder andere voor mensen in de aanleunwoningen. Dit gebeurt nog te weinig. De wijkteams zouden de woningbouwvereniging kunnen voeden met ideeën hiervoor.'

Waarin onderscheidt jouw organisatie zich van andere organisaties?

Brabantzorg onderscheidt zich door 24-uurszorg. Niet alle organisaties bieden dat aan. Ook proberen we mensen zo lang mogelijk thuis te houden. We gaan en staan voor de cliënten. Kwaliteit wordt erg benadrukt. Wat ik zie is dat het welbevinden heel hoog in het vaandel staat. Zo ook het samen optrekken met alle netwerken om iemand heen om de zorg optimaal te laten zijn. Alleen kun je niet alles, samen staan we sterk. Dit wordt door ‘ Brabantzorg’ ook uitgedragen. En uitgaan van wat de cliënt nog allemaal wel kan.'

Interview afgenomen door Marij Spierings en Jeanne Roozendaal op 25 juli 2016, te Sint Oedenrode
Foto: Jeanne Roozendaal