print
interview

In Amsterdam begeleiden vrijwilligers al jaren kwetsbare jongeren in het project Goal. Het succes van het project is groot. Door bezuinigingen dreigde Goal dit jaar opgeheven te worden, dat is voorlopig voorkomen.

Omar Ramadan
directeur van RadarAdvies, Bureau voor sociale vraagstukken, in Amsterdam
09 februari 2016

'Ik werk sinds 2003 bij RadarAdvies, de laatste vier jaar als directeur. In de jaren negentig was ik actief in de PvdA, onder meer als voorzitter van de Jonge Socialisten en lid van het Partijbestuur. Daarna heb ik een tijd voor de Algemene Rekenkamer gewerkt. Bij RadarAdvies werken rond de vijftig mensen, over het algemeen afkomstig uit de politieke of de publieke sector. Wij bieden niet alleen advies, maar ook de uitvoering van trajecten in allerlei sociale domeinen. Wij worden ingehuurd als er bij gemeenten of publieke instellingen tijdelijk extra werk is, bijvoorbeeld zoals toen de gemeenten in 2015 verantwoordelijk werden voor alle jeugdhulp.

We zijn een BV, omdat we dan een financiële buffer kunnen opbouwen, en moeten dus concurreren met anderen. Ik denk ook dat juist het publieke domein ermee gediend is als je de mensen met de beste plannen en track-record en tegen de scherpste prijzen kunt inhuren, want het gaat wel om de besteding van belastinggeld.

In mijn eerste jaar bij Radar heb ik het project Goal opgezet en het vervolgens tien jaar getrokken. Mentoring en coaching kwam in die tijd als concept overgewaaid uit de Angelsaksische wereld. Daar werd dat vooral gefinancierd uit liefdadigheid, bijvoorbeeld door de organisatie van diners voor rijke mensen die dan zeg € 1000 per etentje betaalden. Als Radar zijn we ons in mentoring gaan specialiseren.

Een mentorproject opzetten stond toen in het verkiezingsprogramma van de PvdA in Amsterdam onder de noemer “bijzonder traject risicojongeren”. De gedachte was dat het reguliere aanbod voor risicojongeren niet toereikend was – er vielen jongeren tussen wal en schip, die gingen niet naar school en hadden ook geen werk. De gemeente liet destijds verschillende projecten ontwikkelen, waaronder Goal. Wij wonnen bij de aanbesteding voor het mentorproject, ik denk omdat we betrokken waren geweest bij de ontwikkeling van andere succesvolle mentorprojecten elders in Nederland, die we hadden mede-opgezet of geëvalueerd.

Door de ervaringen die wij al hadden opgedaan met dit soort projecten, was het voor ons duidelijk dat we Goal niet centralistisch moesten opzetten, maar dat bij dit soort initiatieven drie partijen in samenhang nodig zijn: de risicojongere, de vrijwilliger en de reguliere instelling die de jongere 'aanlevert'. We waren ervan overtuigd dat juist die reguliere instelling – de school, de jeugdzorginstelling enzovoort – niet moet worden vermeden, maar juist moet worden gecommitteerd. Want de jongere maakt daar toch deel van uit en moet ermee leren dealen.

Daarom zijn we eerst begonnen een netwerk op te bouwen van instellingen in de stad Amsterdam, aanvankelijk een stuk of veertig, later nog meer, die in het project wilden meedoen. Wij positioneerden Goal als het project van de gemeente Amsterdam, niet van ons. In eerste instantie hadden we ook een plek op de website van de gemeente. Onze rol was het om de administratieve en financiële rompslomp te regelen, vrijwilligers aan te trekken, ze te screenen met een Verklaring Omtrent Gedrag, ze te trainen en om ze op basis van de informatie van de betrokken instelling te matchen met een specifieke jongere. Van de instelling verwachtten we dat zij de jongeren uitkozen, het match-gesprek begeleidden om te zien of het klikte en om de mentoren te begeleiden. We wilden voorkomen dat ze jongeren als het ware bij ons over de heg kieperden en de verantwoordelijkheid voor hun welzijn afschoven.

We gaven de instellingen ook een financiele vergoeding voor hun rol. Een mentoraat kost grofweg €1500, waarvan een derde werd besteed aan de menskracht van Radar, een derde werd geïnvesteerd in de mentor in de vorm van de screening, de training enzovoort, en een derde ging naar de instelling om bijvoorbeeld een docent vrij te stellen als mentorbegeleider.

Het Goal-project ging in 2004 echt van start en ontwikkelde zich als een raket. Het werven van vrijwilligers was nooit een probleem en in de topjaren hadden we per jaar vijf- tot zeshonderd mentoraten lopen. Ik denk dat het geen valse bescheidenheid is om te zeggen dat Goal een love baby van de gemeente Amsterdam was. Aboutaleb was er een grote fan van, Job Cohen, toen burgemeester, kwam langs, Balkenende ook en we hebben Koningin Máxima, toen nog prinses, een presentatie gegeven. Er waren, geloof ik, wel drie universiteiten die het project onderzochten. De gemeente investeerde er in de topjaren zeker zes ton per jaar in.

Maar van de ene op de andere dag, ergens in 2010, wilde de gemeente ermee stoppen. Er moest worden bezuinigd en de continuïteit van beleid was ondergraven geraakt door de voortdurende wisseling van verantwoordelijke bestuurders en van de ambtenaren die Goal onder hun hoede hadden. De gemeente bouwde het hele programma “bijzondere trajecten risicojongeren” af. Ons als laatste, dat wel, want we kwamen steeds als beste project uit evaluaties. We kregen een ton mee om het af te bouwen.

We hebben vervolgens geprobeerd het traject overeind te houden door fondsen aan te schrijven, en banken en grote bedrijven te benaderen. Maar het was echt schrapen en de bedrijven zagen het meer als een project voor hun medewerkers om iets maatschappelijks in te doen, in plaats van een project dat al draaide en dat zij financieel wilden ondersteunen. De scholen en zorginstellingen moesten intussen ook bezuinigen. Een aantal haakte af, jeugdzorg in Amsterdam kon ook niets meer eraan bijdragen en wij zaten ook steeds krapper bij kas. Ik heb nog een tijdje aan mentorbegeleiders aangeboden om zich te laten omscholen tot zzp’er, zodat ze hun rol nog naast hun baan op school konden vervullen. We gaven ze die € 500 dan rechtstreeks. Maar daarmee verlies je de druk op het schoolhoofd en de school. Je kunt daar dan niemand meer aanspreken op hoe de mentoraten verlopen.

Sinds 2012  kregen we subsidie van het Oranjefonds en nog wat andere fondsen en Goal kwam helemaal los te staan van de gemeente. Maar we slaagden er niet in voldoende geld binnen te halen, de inkomsten van de fondsen liep helemaal terug en het werd dus echt een Radar-project, wat we deels zelf bekostigden om het nog in leven te houden. Net toen we ons realiseerden dat het niet levensvatbaar meer was en een besluit om te stoppen nodig werd, hebben we zomer 2015 € 75.000 van het VSB-fonds gekregen en een kleiner bedrag van de Stichting Zonnige Jeugd.

Nu hebben we goede hoop we dat de gemeente Amsterdam Goal weer voor een deel gaat financieren vanuit het budget voor jeugdhulp. Daarbij wordt specifiek ingezet op de preventieve werking die uitgaat van een gedegen inzet van vrijwilligers. Een jongere die bijvoorbeeld bij een van de Ouder- en Kindteams in beeld is krijgt een mentor van Goal en daarmee kan mogelijk de inzet van jeugdhulp voorkomen of verminderd worden. Ook zou het mogelijk kunnen zijn dat een jongere voor wie de jeugdhulp is afgebouwd, bij wijze van nazorg een Goal-mentor krijgen.

Ik denk dat zo’n project in het kader van de participatiesamenleving erg belangrijk is. We hebben een groep jongeren aangeboord die we via de gewone kanalen onvoldoende weten te bereiken en waar reguliere instellingen geen aanbod voor hebben. Ze krijgen van een vrijwilliger een enorme hoeveelheid aandacht, die als je het financieel uitdrukt, voor professionele instellingen niet te betalen zou zijn.

Maar het zijn wel vrijwilligers die het doen, naast hun gewone werk en leven, en het is dus erg belangrijk dat als de problematiek voor een vrijwilliger te groot wordt, het probleem door een beroepskracht wordt opgepakt. De wereld van het geïnstitutionaliseerde, betaalde hulpaanbod en die van de participatiesamenleving waarin mensen spontaan opstaan en maatschappelijke problemen oppakken, mogen niet van elkaar gescheiden zijn. Dat is niet goed voor de jongeren. De kwaliteit van de vrijwillige ondersteuning moet ook gewaarborgd blijven, door training, intervisie, terugvalmogelijkheden en door de verbinding met de wereld van de professionele hulpverlening. Ik moet er bijvoorbeeld niet aan denken dat je vrijwilligers bijvoorbeeld niet zou screenen – met kwetsbare jongeren wil je geen risico lopen. Er bestaat het beeld dat de inzet van vrijwilligers niets kost. Maar het is niet gratis. Gek genoeg viel niemand daarover in de beginfase.'

Interview gehouden op 29 mei 2015 door Jacky Bax, Annemarieke Nierop en Annemarie Rullens
Foto: Werry Crone