print
interview

Als ouderenadviseur adviseert Ada Klarenbeek ouderen over zorg, welzijn, financiën, vervoer en wonen. Zij is in dienst van een welzijnsstichting die wordt gesubsidieerd door de gemeente.

Ada Klarenbeek
Ada Klarenbeek is ouderenadviseur bij Pluspunt in Zandvoort.
01 november 2016

‘Als ouderenadviseur kan ik ouderen adviseren, ondersteunen en hulp verlenen op het gebied van wonen, zorg, welzijn, financiën en vervoer, met als doel dat mensen zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Daarbij gaan wij uit van de wensen en mogelijkheden van de klanten zelf zodat zij zoveel mogelijk de eigen regie kunnen behouden.

Wij zijn onafhankelijk van zorgaanbieders zodat we zo goed mogelijk met de klant kunnen kijken wat het beste bij iemand past. Ik doe dit werk vanuit Pluspunt. We gaan meestal op huisbezoek maar soms nodigen we ook mensen op kantoor uit. Ook hebben we veel contact en overleg met betrokkenen rondom de klant, zoals familie en hun mantelzorgers, de huisarts, de wijkverpleging, de wijkagent en de dagbesteding.

Als ouderenadviseurs van Zandvoort draaien wij ook mee bij de spreekuren van Loket Zandvoort. Dit loket is destijds tijdens de Wmo-kanteling opgezet. Alle gemeenten moesten toen één loket instellen. Daar kunnen alle burgers van Zandvoort terecht met enkelvoudige hulpvragen. Wanneer het complex wordt, worden zij doorverwezen. Pluspunt wordt gefinancierd vanuit de gemeente; maar voor bepaalde projecten schrijven wij ook fondsen aan opdat zij financieel bijspringen.

Over een aantal groepen maak ik mij zorgen: mensen met financiële problemen, zorgmijders, overbelaste mantelzorgers en mensen met een klein sociaal netwerk. Bij een bepaalde groep mensen zien wij financiële problemen. Bijvoorbeeld degenen die moeten rondkomen van slechts AOW. Een probleem dat hieruit voort kan komen is eenzaamheid; minder financiële middelen kunnen mensen beperken om de deur uit te gaan en deel te nemen aan activiteiten die geld kosten. Financiële problemen maken soms het verhuizen naar een andere, passende, woning moeilijk. Ook heb ik weleens zorgen over alleenwonenden die wat verward raken en die een klein netwerk hebben. Zo lang mensen zelf nog de regie hebben en regelmatig anderen ontmoeten, zijn er vaak wel mensen die het opmerken als er iets mis is. Maar wanneer zij dus niet meer dit netwerk hebben, raken zij in een isolement.

Als mensen nog redelijk mobiel en actief zijn, gaat het over het algemeen wel goed. Maar op het moment dat mensen echt afhankelijk worden van zorg, dan gaat het vaak snel een stuk minder goed. Hoe kunnen we er met zijn allen voor blijven zorgen dat mensen de juiste en ook professionele ondersteuning krijgen indien nodig? Dan vraag ik mij wel af hoe dat in de toekomst geregeld wordt. Er wordt geroepen dat mantelzorg meer benut moet worden, maar hoe dat in de praktijk tot stand moet komen vraag ik mij af. Sommige mensen hebben weinig contacten of familie. Daarbij is het voorkómen van overbelasting bij mantelzorgers belangrijk.

Er zijn ook mensen die heel erg op zichzelf zijn – een deel hiervan is zorgmijder. Bij deze groep duurt het vaak lang voordat je doorhebt dat er iets aan de hand is. Mensen kunnen mijns inziens het langste en beste thuis blijven wonen als zij gezien blijven worden, als ze mee kunnen blijven doen en als ze zelf een bijdrage kunnen leveren. Maar aan de andere kant: als er zorg nodig is, moeten ze dat ook kunnen krijgen.

Het beroep dat op mantelzorgers wordt gedaan is vaak groot, met name bij ouderen zelf. Als bij een echtpaar beiden bijvoorbeeld in de 80 zijn en ze moeten voor elkaar zorgen, dan gaat dat vaak niet meer zo makkelijk. Vanuit Pluspunt proberen we hierop in te spelen, in samenwerking met de regionale mantelzorgvereniging Tandem. Respijtzorg is vaak erg fijn voor mensen. Pluspunt is druk bezig hier vrijwilligers voor te vinden zodat mantelzorgers ontlast worden.

Daarbij hebben mensen vaak baat bij een huishoudelijke hulp wanneer het wat slechter met ze gaat. De gemeente Zandvoort gaat op dit moment een heronderzoek doen naar de indicatie van de huishoudelijke hulp. Dit in vervolg op de problemen die zijn ontstaan na de veranderingen begin 2015 wegens landelijk beleid. Sommige dingen zijn na 1 januari 2015 makkelijker geworden. Mensen hoeven bijvoorbeeld geen eigen bijdrage te betalen voor de wijkverpleging, doordat deze nu onder de Zorgverzekeringswet valt. Hierdoor is de drempel om hulp te vragen lager komen te liggen. Goed is ook dat de indicatiestelling voor zorg door de wijkverpleegkundige zelf gebeurt, wel met toestemming van de zorgverzekeraar, waardoor de lijnen korter worden.

Als ik iets zou kunnen veranderen in de zorg, zou ik pleiten voor minder bureaucratie. Er moeten bijvoorbeeld 10 formulieren worden ingevuld voordat iemand iets voor elkaar heeft. Het kost een hoop energie en tijd. En mensen weten vaak niet wat er allemaal bestaat, dan probeer ik ze daar wel op te wijzen.

Zo helpen we bijvoorbeeld een echtpaar met een redelijk complexe zorgvraag. De man heeft de diagnose dementie gekregen, de vrouw is nog relatief gezond en er woont ook nog een zoon thuis met verschillende problemen. Mijn collega ouderenadviseur is bezig om allerlei financiële regelingen uit te zoeken. Ik ben nu gevraagd om te kijken of het lukt meneer te activeren. Er is onderling goed contact, maar er zijn soms dus meerdere partijen bezig met één gezin.

De ondersteuning en zorg is wel veranderd, er wordt nadrukkelijker een beroep gedaan op de eigen kracht van mensen en het zorgen voor elkaar. Aan de ene kant is daar niks mis mee, maar we moeten ook uitkijken dat er niet in doorgeschoten wordt. Dan branden mensen af en gaat het niet goed. Dan heb je  twee mensen die ziek zijn: de mantelzorger én de patiënt. Maar dat je een beroep doet op wat mensen kunnen en waar ze zelf verantwoordelijk voor kunnen zijn, daar is niks mis mee. Het gaat om het zoeken van de balans en het allerbelangrijkste: aandacht voor de persoon.'

Interview door Ria Lim en Tessa de Vries op 11 oktober 2016
Foto: Ria Lim