print
interview

De participatiegedachte past heel goed bij de filosofie van de antroposofische instelling Rozemarijn. De hervormingen in de zorg treedt Arne Savelkoel, hoofd dagbesteding, dan ook positief tegemoet. Maar de bezuinigingen brengen onrust.

Arne Savelkoel
hoofd dagbesteding bij zorginstelling Rozemarijn te Haarlem
08 maart 2016

Ik werk nu zo’n vierenhalf jaar bij Rozemarijn. Daarvoor was ik leidinggevende van een woonhuis bij een van de andere instellingen van de Raphaëlstichting. Als hoofd dagbesteding ben ik veel tijd achter mijn laptop kwijt met het wegwerken van regeldingen. Officieel zou je kunnen zeggen dat ik een manager ben of een coördinator, dat ik me daar voornamelijk mee bezig houd. Maar ik ben met veel plezier ook inhoudelijk betrokken. Laatst vroeg iemand: wat vind je nou eigenlijk het leukste aan je werk? Dan kom ik toch op dat gesprek van tien minuten dat ik een keer per week met een deelnemer van de werkplaatsen heb.

Ik heb een eigen kantoor bij het werkplaatscentrum. Mijn werktafel is ook de vergadertafel. Soms zitten daar ook wel eens deelnemers van de werkplaatsen papier te versnipperen, te tekenen of cadeaupapier te maken. Ik heb mijzelf nooit gezien als een hiërarchisch sturende leidinggevende die precies vertelt hoe alles moet, of die dreigt als doelen niet gehaald worden. Ik kijk vooral mee als medewerkers met vragen komen, bijvoorbeeld naar aanleiding van een agressie-incident. Dan blik ik daar met de medewerker samen op terug en onderzoeken we hoe dit een volgende keer anders kan.

Ik probeer ook te stimuleren dat medewerkers elkaar opvangen in dit soort situaties. Eigenlijk kijk ik steeds hoe alles zo dicht mogelijk bij de medewerkers georganiseerd kan worden. Zodat ik niet altijd degene hoef te zijn die alles oplost. Bijvoorbeeld als twee collega’s niet zo goed met elkaar kunnen opschieten. Die komen dan naar mij, en dan zeg ik: hoe ga je dat zelf aanpakken? Wat ga je eerst zelf doen?

Participatie als uitgangspunt

Vanaf het begin ben ik actief betrokken geweest bij de Toekomstgroep van Rozemarijn, waarin we kijken hoe we met de participatiegedachte omgaan. Hoe gaan we dat inrichten? Het is leuk hierover mee te denken, mijn eigen ideeën hierover in te brengen.

De veranderingen door de participatiegedachte en de veranderingen door de bezuinigingen zijn heel moeilijk uit elkaar te halen. Toch probeer ik ze los te zien. Die participatiegedachte past bij ons als antroposofische instelling. Ons uitgangspunt is dat iedereen wil leren. Iedereen wil zich ontwikkelen. Zo kijken we ook naar werk: iedereen kan werken, kan een bijdrage leveren. Dat kan heel actief door met je handen iets te maken, maar het kan ook vanuit de beleving. Iedereen moet trots kunnen zijn op zijn werk, doordat hij een bijdrage levert en iets betekent voor anderen.

Het principe van werkplaatsen is binnen de antroposofische instellingen al heel lang gangbaar: een woon- werkgemeenschap vormen met elkaar. Tegenwoordig zie je ook steeds meer andere instellingen werkplaatsen inrichten. Die richten zich, wat ik ervan zie tenminste, toch meer op de bovenlaag, op mensen met wat minder beperkingen. Daar kun je ook makkelijk werkplaatsen voor inrichten. Maar wij vinden dus dat die werkplaatsen voor iedereen mogelijk moeten zijn. Alle kinderen kunnen ervaringen opdoen en leren, en alle kinderen en volwassenen kunnen deel van een geheel zijn. Dus niet: als ze maar eten en te drinken hebben en een beetje onderhouden worden, dan is het genoeg.

Op andere plekken waar ze mensen met zulke zware indicaties opvangen, is er meestal geen werkplaats ingericht

We kregen een tijd terug iemand binnen die nauwelijks kon bewegen, eigenlijk kon hij alleen maar een gooibeweging maken met zijn arm. Die jonge man is uiteindelijk in de houtwerkplaats terecht gekomen. De werkplaatsleider heeft een instrument voor hem gemaakt, een soort ton waar zand in zit, met een hendel eraan. Die gooibeweging kan hij nu in een zwengelbeweging omzetten, waardoor hij met die ton hout kan schuren.

De ene deelnemer kan groenten snijden voor de soep, de ander, die niet kan snijden, schuift de groenten bijvoorbeeld vanaf de plank in de soep. Samen maken ze dan de soep. We proberen ook de verschillende werkplaatsen zoveel mogelijk te laten samenwerken. De kruiden uit de tuinwerkplaats gaan in de soep van de kookwerkplaats. En de soep wordt weer verkocht in onze Green Canteen op een middelbare school. We hebben als werkplaats ook een natuurvoedingswinkel, Santé. Alles zit hier in de buurt in Schalkwijk. Wij hadden de eerste Green Canteen in Nederland. Eén medewerker runt de kantine samen met één tot vier deelnemers. Daar wordt ook brood uit onze eigen bakkerij verkocht.

Er zit soms best wat druk op dit werk. Even geen zin hebben om te werken, dat kan niet. We doen een appèl op de deelnemers. Ook deelnemers die misschien fysiek niet zo heel veel kunnen, zijn belangrijk, ook zij zijn nodig. Je merkt dat deelnemers die meer kunnen ook graag in interactie komen met deelnemers die minder kunnen; zo horen ze er echt bij.

Laatst had ik een gesprek met een kandidaat-deelnemer, een sollicitante in feite. Ze zat op een blindenschool en werd achttien, dus ze moest op een gegeven moment naar dagbesteding. We hadden het erover wat ze leuk zou vinden. Ze had wel al wat kantinewerk gedaan, dus ik zei tegen haar: ik heb iemand nodig in de kantine. Haar moeder, die bij het gesprek zat, raakte in tranen. Dat had nog nooit iemand tegen haar kind gezegd. ‘ik heb je nodig’.

Bezuinigingen

Per werkplaats zijn er ongeveer vijf deelnemers en is er één begeleider. Dat is een bezuinigingsmaatregel want voorheen waren de groepen kleiner, soms zelfs maar drie deelnemers. We hebben een heel zware doelgroep. Op andere plekken waar ze mensen met zulke zware indicaties opvangen, is er meestal geen werkplaats ingericht. Meestal is er per groep ook een stagiair(e) bij, en als het even kan ook een vrijwilliger. Zonder vrijwilligers gaat het eigenlijk niet.

De grootte van de groepen bepalen we op basis van de begroting, van hoeveel geld er is. Voor medewerkers is het druk. Ze kunnen niet zomaar even een halfuurtje uit het werkproces stappen. De problematiek is best ingewikkeld: deelnemers lopen weg, maken ruzie of vallen stil als je even weg bent om iemand te gaan verschonen. Soms duurt dat wel een half uur, en is daar ook een tillift bij nodig bijvoorbeeld. Dan moet een vrijwilliger of stagiair op de groep dus de continuïteit waarborgen, of die moet juist de verzorging doen…

In de Toekomstgroep van Rozemarijn zijn we met dit soort vragen bezig. Medewerkers zullen veel meer moeten aansturen, en ook af en toe even moeten loslaten, bijvoorbeeld om een wasmachine te laten repareren, of om de registratie te doen. De administratie deden we altijd centraal, maar ook dat zal veel meer op de groep gedaan worden, met een iPad of laptop.

Ingewikkelde doelgroep voor vrijwilligers

We willen graag meer met vrijwilligers werken, zodat het werk in de werkplaatsen goed kan blijven draaien. Maar we willen ook de vrijwilligers iets bieden. Onze participatiegedachte is niet alleen ‘wij willen erbij horen’, maar ook: ‘wij zijn van betekenis’. Onze deelnemers kunnen ook iets voor de vrijwilligers betekenen. Vrijwilligers kunnen door dit werk zichzelf beter leren kennen en ervaren hoe het is om te zorgen voor anderen of geconfronteerd te worden met beperkingen en hoe je daarmee omgaat. Ze maken kennis met het werk. Tussen de vrijwilligers zitten steeds meer mensen die geen betaald werk kunnen vinden en die hun cv moeten vullen. Of mensen die deels zijn afgekeurd en naar een zinvolle besteding van hun tijd zoeken.

Maar vrijwilligers werven en behouden gaat niet heel makkelijk, daar hebben we ons op verkeken. We hebben een samenwerking met een netwerk voor vrijwilligers in Zuid-Kennemerland. Zij coördineren en trainen de vrijwilligers en zorgen voor bewustzijn bij de medewerkers over hoe het is om bij ons vrijwilliger te zijn. Het is toch wel een ingewikkelde doelgroep waar we mee werken. Er is inderdaad soms agressie en vreemd gedrag, en mensen hebben er ook niet goed een beeld bij. Zoals ze dat wel hebben bij bijvoorbeeld demente bejaarden: die zitten in de stoel en krijgen een kopje thee en je gaat eens een wandelingetje met ze maken.     

Toekomstgroep

In de Toekomstgroep denken we met z’n allen na over de veranderingen die op ons afkomen. Uit elk team zit er in elk geval één medewerker in. De medewerkers spreken niet alleen namens zichzelf maar namens het team. Een enkele medewerker onttrekt zich aan dit proces, bijvoorbeeld omdat ze vinden dat het aan de organisatie is om aan te geven hoe het verder moet. Als je mag meepraten - over de bezuinigingen bijvoorbeeld - dan moet je er natuurlijk ook echt wat mee.

Maar onder de medewerkers is er over het algemeen veel enthousiasme. Het idee leeft dat we toch iets kunnen aanbieden dat nieuw en anders is, ondanks de bezuinigingen. Nieuw is bijvoorbeeld de hamam-werkplaats, waar deelnemers een voetenbad kunnen geven en kunnen krijgen. Dat idee is door medewerkers bedacht. Daar kan ik echt van genieten. Dat medewerkers zo’n idee presenteren en dat het dan ook samen door het team wordt uitgevoerd.

Maar zorgen over de bezuinigingen heb ik heus ook wel. Bijvoorbeeld als er vanuit de gemeente gezegd wordt: het is genoeg als ze te eten en te drinken hebben en we stoppen ze allemaal in de dichts bij zijnde dagbesteding. Maar ook de gemeente wil uiteindelijk kwaliteit, en ik denk wel dat de gemeente ziet dat wij heel bewust vanuit een visie werken waar kwaliteit voorop staat. Maar gaan dan soms toch niet die economische belangen en het marktdenken de overhand krijgen?

Financieel redden we het nog steeds, maar het is elke keer maar weer de vraag wat de volgende bezuinigingsronde brengt en wat er dan nog mogelijk is aan bezetting op de groep. Met de groepsbezetting zitten we echt al aan de grens, vind ik. Daar zit geen ruimte meer. Hoe we het nu doen, is het al heel creatief, er wordt heel veel gevraagd van medewerkers.

Overhead hebben we nauwelijks. Ons geluk is dat we een vrij jonge organisatie zijn. Het is nooit zo heel zwaar opgetuigd. Er zal heus hier en daar nog wat af kunnen. Mijn eigen functie bijvoorbeeld, als ik meer een coachende rol zou krijgen kan ik dat ook wel voor minder uur doen.

Sinds kort ben ik sowieso al voor 20% van de formatie van Rozemarijn gehaald doordat ik elders binnen de Raphaëlstichting trainingen en workshops geef. Dat is een manier van bezuinigen om ervoor te zorgen dat de mensen op de groepen gewoon hun werk kunnen blijven doen.

Interview gehouden op 11 februari 2015 door Twan Huijsmans, Annemarieke Nierop en Monika Sie Dhian Ho (tekst AN)
Foto's: Werry Crone