print
interview

In de regio Holland-Rijnland (Leiden, Alphen a/d Rijn, Katwijk, Lisse...) werken dertien gemeenten nauw samen bij de jeugdhulp. Al het geld en alle denkkracht hebben deze gemeenten gebundeld, en dat pakt goed uit.

Marion Goedhart
projectleider Transformatie Jeugdhulp regio Holland-Rijnland
18 februari 2016

De transitie van de jeugdzorg was wat mij betreft een geweldig idee. Als je de plaatjes ziet van hoe de jeugdhulp voorheen georganiseerd was, dat wil je niet weten: een grote spaghetti.

De jeugdhulp was heel erg verspreid. De provincie deed een deel. Het ministerie van Veiligheid en Justitie deed alles wat onder de jeugdbescherming- en reclassering viel. De GGZ-zorg viel onder de zorgverzekeraar. Zorg voor de kinderen met een beperking viel weer onder de AWBZ. Die hele wirwar van verantwoordelijkheden maakte de jeugdzorg tot een enorm versnipperd en ook gesegmenteerd terrein, wat tot allerlei bureaucratie, onduidelijkheid en geschotte hulp leidde. Het is goed dat alles onder een verantwoordelijke partij is gebracht: de gemeente.

Al het geld voor jeugdhulp in de regio in een pot

Ik werk in de gemeente Alphen a/d Rijn, maar ik ben gedetacheerd naar de regio Holland-Rijnland, onderdeel Jeugd. De regio omvat veertien gemeenten, waarvan er dertien nauw samenwerken bij jeugdhulp. De veertiende gemeente, Voorschoten, werkt samen met Haaglanden. Er is bij Holland Rijnland een regionale werkorganisatie ontstaan waarin mensen vanuit hun eigen gemeenten gedetacheerd zijn en waarin zij zoveel mogelijk samenwerken op het gebied van jeugdhulp, bijvoorbeeld als het gaat over gezamenlijk contracteren en de inhoudelijke ontwikkeling van het jeugdhulpstelsel.

De manier waarop bij ons regionaal wordt samengewerkt is wel uitzonderlijk. De dertien samenwerkende gemeenten stoppen al hun geld voor jeugdhulp in één pot en werken met een verzekeringsmodel, waarbij er niet per gemeente wordt afgerekend, maar we met elkaar alle jeugdhulp betalen. Dat spreidt risico’s en beperkt administratieve lasten.

Holland-Rijnland beheert die pot en legt daarvoor verantwoording af aan de gemeenten. Ik ben daarbij vooral belast met de inhoudelijke verdere transformatie. We hebben het altijd over transitie en transformatie. Transitie is alleen dat de taken en het geld overgaan, transformatie is dat alles ook inhoudelijk zou moeten veranderen. Dat is natuurlijk niet in één jaar meteen gedaan.

De samenwerking tussen gemeenten hier kent een lange geschiedenis. Naar aanleiding van de moord op de driejarige peuter Savannah door haar moeder in Alphen in 2004 ging de toenmalig wethouder in Alphen op pad met de vraag ‘Hoe kon dit gebeuren?’ Hij trof een zeer complex veld aan en heeft toen het initiatief genomen om met de gemeenten uit deze regio samen te werken voor de jeugdhulp.

Als je iets wilt veranderen en je spreekt namens dertien gemeenten én je bent verantwoordelijk voor het overgrote deel van het budget, dan kun je wel wat vragen en eisen

Het voornemen te werken volgens de methode van ‘1 gezin 1 plan’ is hier toen al ontstaan, maar de uitvoering ervan was in het oude systeem nog erg lastig. Maar toen al hebben we gezien dat regionaal samenwerken efficiënter is, dat het de kwaliteit van de geleverde zorg verhoogt en dat je veel beter kunt sturen. Als je iets wilt veranderen en je spreekt namens dertien gemeenten én je bent verantwoordelijk voor het overgrote deel van het budget, dan kun je wel wat vragen en eisen. Bovendien kunnen gemeenten op deze manier de financiële risico’s verspreiden.

Het monster van de decentralisatie

Een doelstelling van de decentralisatie is het verminderen van bureaucratie. Zoals het nu gaat denk ik dat de bureaucratie alleen maar vergroot wordt. Het Rijk vond het bijvoorbeeld lastig om de jeugdhulp echt los te laten. Daarom hebben ze bij de decentralisatie allemaal voorwaarden meegegeven, zoals dat 80% van Bureau Jeugdzorg in het eerste jaar doorgefinancierd moest worden, terwijl het grootste deel van de taken van Bureau Jeugdzorg wegvielen. De gemeenten zijn dus met handen en voeten gebonden.

In het ergste geval heb je als instelling te maken met vierhonderd gemeenten, die allemaal hun eigen afspraken, eigen eisen en eigen verantwoording vragen

Maar het risico is ook dat de gemeenten zelf allemaal verschillende eisen stellen. Dat is vooral een probleem voor instellingen die in veel gemeenten actief zijn. In het ergste geval heb je als instelling te maken met vierhonderd gemeenten, die allemaal hun eigen afspraken, eigen eisen en eigen verantwoording vragen. Dat heb ik altijd al het monster van de decentralisatie genoemd. Instellingen klagen daar terecht over. Ze beschouwen ons als een gunstige uitzondering in dit opzicht, omdat ze door Holland-Rijnland bevoorschot worden en via ons in een keer voor dertien gemeenten de verantwoording kunnen doen.

Er werd landelijk gesteld dat je als gemeente ongeveer 3% moet rekenen voor je eigen uitvoering, voor ambtenaren en de hele mikmak. Wij zijn op 1,5% gaan zitten. Omdat we samen werken, kunnen we efficiënter werken en is het dus goedkoper.

Bezuinigingen

Het was echt een slecht een idee om de decentralisatie gepaard te laten gaan met een bezuiniging. De decentralisatie verdient zich op termijn heus wel terug, maar je moet niet meteen beginnen met een bezuiniging. Wij moeten de komende jaren weer twee keer 10% bezuinigen, dat is echt heel veel.

Je zag ook in Denemarken, waar ze al eerder gedecentraliseerd hebben, dat ook daar in het begin de kosten stegen. Pas na een jaar of zeven werd het goedkoper. Nu is Denemarken niet Nederland, maar het geeft wel te denken.

De grote vier

Ik heb een tijd vanuit de VNG bij het landelijk transitiebureau jeugd gewerkt en daar viel me op dat er landelijk wel heel erg gekeken wordt naar de vier grote steden. Dat was echt een eyeopener; ik wist niet dat dat zo sterk gold. Ik heb altijd geroepen dat je ook aan de kleinere gemeenten moet denken.

Neem de gemeente Nieuwkoop in onze regio. Die gemeente doet het geweldig. Nieuwkoop heeft dertien kernen en ruim 27.000 inwoners. Heel veel kernen liggen ook nog eens heel ver uit elkaar. Moet je dan een wijkteam hebben of meerdere? Het zijn kleine gemeenschappen met een hechte sociale cohesie, dat is echt een hele andere werkelijkheid dan in wijken in de grote vier steden. Met alle respect: je zal Amsterdam maar zijn met alle problemen, maar het is gewoon een andere wereld.

Kleine gemeenten dan maar laten fuseren tot 100.000+-gemeenten, is ook niet de oplossing. Alphen is gefuseerd met Boskoop en Rijnwoude. Dat maakt de gemeente wel veel groter (100.000+), maar dat maakt Alphen nog niet tot een grote stad of agglomeratie.

De decentralisatie betekent voor kleinere gemeenten dus iets anders dan voor grote steden. Er spelen andere problemen, die ook andere oplossingen vergen. Maar de problematiek is daardoor nog niet minder belangrijk.

Enthousiaste teams

Ik vind het echt hartverwarmend met hoeveel enthousiasme de teams in onze regio aan de gang zijn gegaan. We werken in onze regio met integrale Jeugd- en Gezinsteams die ambulante hulp bieden en specialistische hulp erbij kunnen halen of pgb’s in kunnen zetten. Ze zijn daarvoor gemandateerd door de gemeenten.

Bij de verantwoording kijken we niet alleen naar cijfers, maar gaan we ook in gesprek met cliënten en het voorveld: huisartsen, onderwijs. Wat gaat er goed in de teams, wat kan beter et cetera. De teams zijn zelfsturend en krijgen veel ruimte. Dat vinden ze allemaal fijn. Maar het is soms ook eng en lastig, want ze moet zelf, met elkaar, beslissen over van alles waar ze vroeger nooit mee te maken hadden, bijvoorbeeld het toekennen van pgb’s.

De medewerkers in de teams hebben het heel druk, maar er zit ook een enorme flexibiliteit, pioniersmentaliteit en enthousiasme onder de medewerkers. Dat is heel inspirerend. Ik hoop dat we dat vast kunnen houden.

Andere verantwoordingsmanier

We willen veel meer de verantwoordelijkheid op de werkvloer leggen, zonder alles in regels dicht te timmeren. De teams moeten zichzelf evalueren en moeten onderling aan intervisie doen. Ze hebben ook allemaal een coach, die tegen een medewerker kan zeggen: joh, je bent al heel lang met dat gezin bezig, lukt je dat wel?

We hebben uren ingekocht voor die teams en niet bepaald hoeveel trajecten daarvoor moeten worden ingezet, of hoeveel mensen moeten worden behandeld. Het budget is bepaald op basis wat in voorgaande jaren aan hulp is geleverd. Ze krijgen dus een budgetplafond waar ze binnen moeten blijven, maar daar binnen is veel ruimte voor zorg op maat en vernieuwing.

Hetzelfde hebben we gedaan bij specialistische instellingen. De instellingen vinden dat ook wel lastig, want dan moeten zij dus zorgen dat ze met hun budget uitkomen aan het eind van het jaar. Maar ze gaan nu ook zien dat er heel veel kan wat eerst door regels en financieringsmodellen niet kon. We hopen dat met deze cliëntgerichte financiering en verantwoording de zorg uiteindelijk beter wordt.

Dat wij niet vanuit de gemeenten of vanuit Holland-Rijland bepalen welke hulp iemand krijgt, daar worden de financiële mensen buitengewoon zenuwachtig van

De cliënt maakt samen met het Jeugd- en Gezinsteam een gezinsplan en op basis daarvan wordt de hulp ingezet. Dat wij niet vanuit de gemeenten of vanuit Holland-Rijland bepalen welke hulp iemand krijgt, daar worden de financiële mensen buitengewoon zenuwachtig van. Want het is niet duidelijk wat we nu precies financieren. Natuurlijk vragen we wel bij de verantwoording achteraf hoe het budget besteed is.

Rare regels

Ik ben eigenlijk wel heel veel tevreden hoe het tot nu toe hier gaat. Ik hoop dat we het kunnen vasthouden. Ik hoop dat de solidariteit tussen gemeenten blijft bestaan. Ik hoop ook heel erg dat wij vanuit cliënten blijven denken, niet vanuit regels en budgetten en dat we daar ook de ruimte voor krijgen.

Er is namelijk een aantal landelijke regels, die ik wel begrijp, maar die soms oplossingen in de weg staan. Zo hadden we laatst een gesprek over thuiszitters – kinderen die niet naar school konden. Wij betalen voor hen de begeleiding. Wij vroegen ons af waarom zo’n kind niet ingeschreven kan zijn op een school, om daar in een speciaal klein klasje begeleiding te krijgen. Maar het samenwerkingsverband zei toen dat dat niet kon, want die leerling moest dan wel 50% van de lessen volgen en dat zou niet haalbaar zijn.

Ik snap die regel op zich, maar in dit geval is die contraproductief. Daar moet je toch vanaf kunnen wijken op basis van een plan of in ieder geval een gedegen voorstel?! Nu zitten deze kinderen thuis, terwijl dat misschien niet nodig is. Zo zijn er veel regels die we eens kritisch onder de loep zouden moeten nemen.

Zorg op maat

Veel mensen denken dat zorg op maat duur is, maar dat is volgens mij niet zo. Zorg op maat kan heel veel zorg zijn, maar kan ook heel weinig zorg zijn. Mensen willen vaak helemaal niet veel zorg.

Bijvoorbeeld in het geval van mijn nichtje, zij heeft drie kinderen met PDD-NOS. Ik vroeg haar een keer: hoe doe je het nou? Ze vertelde dat er allerlei zorg wordt ingezet, maar dat haar eigenlijk nooit is gevraagd wat ze zelf wil. Ze vindt het wel zwaar, maar ze redt zich wel. Alleen zou ze af en toe even los willen zijn van de zorg voor de kinderen. Haar omgeving doet al zo veel, daar kan ze niet meer aan vragen. Ze wil geen dure opvang, wat ze vraagt is alleen wat hulp of respijtzorg.

Ik ben er echt niet van overtuigd dat cliënten nou gelijk altijd maar eindeloos naar meer zorg vragen. Niet voor niets vragen we bij de verlenging van jeugdhulp ook altijd instemming van de cliënt zelf.

Interview gehouden op 20 mei 2015 door Annemarieke Nierop en Mariska Pijpers (opgetekend door MP)
Foto: Werry Crone