print
interview

Klaas Talma woont alleen in een aanleunwoning bij woonzorgcentrum Skilhiem, in Stiens. Skilhiem levert thuiszorg en hij gaat erheen voor het middagmaal en de sociale contacten. Hij is daarnaast erg blij met de steun van zijn drie kinderen.

Klaas Talma
Klaas Talma is 91 jaar
22 september 2016

'Ik ben gelukkig naar de ULO gegaan dankzij de onderwijzer op de lagere school en dankzij mijn moeder. Mijn ouders hebben er krom voor moeten liggen, want er was grote armoede. Mijn vader was vaak werkloos. Het was heel bijzonder dat een arbeiderskind naar de ULO ging. Een man in het dorp zei: "Dat lijkt toch nergens op dat een arbeiderskind naar de ULO gaat." Ik hoor het hem nog zeggen en dat voelde als een klap voor de kop.'

Klaas Talma is geboren in Ternaard, boven in Fryslân aan de Waddenkust. De ULO werd de opstap van Talma naar een goede baan bij een administratiekantoor en later bij de RABO bank waar hij tot zijn pensionering werkte.

'Ik ben trots op wat ik bij de RABO bereikt heb, maar soms was het ook moeilijk. Ik werd uiteindelijk adjunct-directeur in Leeuwarden, maar dat vond ik na een paar jaar toch te zwaar. Ik vond dat ik meer moest presteren om het hogere salaris waar te maken. Daarom heb ik op eigen initiatief en met inlevering van 15.000 gulden salaris een stap terug gedaan. Ook achteraf vind ik dat nog steeds een goede beslissing.'

Halverwege de oorlog belandde Talma in de Arbeidsdienst.

'Dat was de Nederlandse Arbeidsdienst, maar daar zaten de Duitsers natuurlijk wel achter. Je moest daar minstens een jaar naar toe, maar ik ben vrijwillig langer gebleven, want dan hoefde je in ieder geval niet naar Duitsland. Maar uiteindelijk sloeg de sfeer om en kwamen er in de Arbeidsdienst steeds meer mensen die pro Duits waren. Toen ben ik hem gesmeerd met een paar Ausweissen die ik als administrateur bij de Arbeidsdienst zelf stiekem had gemaakt. Met die Ausweissen kon ik thuis in Ternaard aardig uit handen van de Duitsers blijven, maar aan het eind van de oorlog ben ik toch nog een poosje ondergedoken. Het werd me te heet onder de voeten.' 

Direct na de oorlog in 1946 kreeg Talma een oproep voor militaire dienst en werd uitgezonden naar Nederlands Indië.

'Dat zou voor één jaar zijn, maar het werden uiteindelijk drie moeilijke jaren aan het andere eind van de wereld, zonder radio, zonder telefoon. Je moest het doen met brieven, die weken onderweg waren.'

Wanneer is een dag een mooie dag?

'Het is voor mij een mooie dag als ik mij een beetje knap voel, zowel geestelijk als lichamelijk. Dan denk ik: jongens het gaat wel weer. Maar... pff... het is ook wel eens niet een mooie dag, en ja dan zit je in de put. Maar ik mag niet mopperen. Ik heb hier in Stiens twee dochters wonen, schatten van kinderen en die verzorgen mij voor een groot deel. Dat zijn mijn twee mantelzorgers.

Ik kan maar moeilijk accepteren dat ik door mijn hartkwaal niks meer kan. Ik hoef natuurlijk niks te doen, maar als ik op sta en naar de keuken loop ben ik achter adem. Ik kan nog een hele hoop, maar je moet niet vragen hoeveel inspanning dat kost. Aan de ene kant moet je het rustig aan doen en aan de andere kant moet je ook doen wat je nog kunt. Verdorie, ik kan die grens maar moeilijk trekken.

Ik ben er trots op dat ik zoveel bereikt heb. Dat ik een goede baan heb gehad en dat ik eerlijk kan zeggen: ik heb hard gewerkt voor mijn geld. Maar verder, nee, waar moet je trots op zijn? Nou ja ik ben er ook trots op dat ik in Indië altijd mijn vrouw volkomen trouw ben geweest. Dat heb ik gepresteerd en zij ook. En wij hebben een hartstikke goed huwelijk gehad. Zij is al in 2005 overleden.

Ik woon nu twee jaar in deze aanleunwoning en ben best tevreden, maar Ik wou hier eerst niet heen. Zelfs niet op advies van de dokter, want ik vond dat ik in mijn appartement nog prima woonde. Maar toen ging ik door mijn rug en toen heb ik 'ja' gezegd. Ik kon heel snel deze aanleunwoning krijgen onder hetzelfde dak als verzorgingshuis Skilhiem. Maar dat is zo vlug gegaan met die verhuizing, dat ik hier eigenlijk nog nooit thuis ben. Als je ziet wat een rommel hier op de bank ligt... Ik ging van groot naar kleiner, en dan kun je de boel niet opbergen. Ik heb nou nog dingen waarvan ik zeg 'waar is dat gebleven?' En de kinderen hebben alles bedisseld. Dat is hartstikke mooi, maar zelf weet je niet meer waar je spullen zijn. Je bent de controle wat kwijt. Ik wil niet alles uit handen geven, maar het wordt wel moeilijker.

Door mijn gehoor versta ik in gezelschap niks meer, maar toch heb ik veel contact met de mensen

Maar al met al bevalt het mij hier goed, vooral door de omgang met de mensen. Door mijn gehoor versta ik in gezelschap niks meer, maar toch heb ik veel contact met de mensen. We drinken koffie met elkaar en we eten samen. En ik heb ook een puzzelmaatje, ik help mee aan ons huisblad en ik ontwerp spellen voor de bewoners. Zoals “Samen spelen met onze taal”. Op de kaart staat bijvoorbeeld mus, klok en land. En dan moet je een woord zoeken dat je aan alle drie vast kunt plakken. In dit geval is de oplossing dus 'huis'. Als je dat plakt, staat er huismus, klokhuis en landhuis. Ik steek er veel tijd in om dit spel te bedenken en te maken.

De aanleuningwoning onder hetzelfde dak als het verzorgingshuis heeft voor mij veel voordelen, want ik kan nu zelfstandig naar de eetzaal en naar de koffie. Met de rollator lukt dat net. En met de scootmobiel  ga ik naar buiten als het mooi weer is.

Voor de steunkousen komt de thuiszorg uit het verzorgingshuis, het aan- en uitkleden doe ik zelf, en de kinderen doen de was en de afwas. En als ik naar het ziekenhuis moet, gaat één van de kinderen mee. Maar binnenkort ga ik wel meer thuiszorg nemen. Voor de thuiszorg betaal ik uiteraard aan het verzorgingshuis, maar dat kan ook wel. Ik heb naast mijn AOW nog een pensioen. Voor de woning betaal ik huur aan Woonzorg Nederland.'

Maakt u nog plannen voor de toekomst?

'In ieder geval ben ik van plan om dit spel verder af te maken en ik denk er wel eens over om een levensboek te schrijven. Maar ja, dan moet je vanaf de jeugd beginnen. Ik heb er geen tijd voor, want ik ben nog steeds bezig met het spellen maken. Dat kost veel tijd, want ik ben erg pietepeuterig. Als ik tijd heb ga ik dat boek nog wel eens schrijven, maar de tijd gaat zo verdomde vlug; als water door de vingers.

Ik maak mij wel eens zorgen ja. Dan denk ik: beseffen een hele hoop jongeren nog wel, hoe de wereld eigenlijk in elkaar steekt en hoe de weelde is ontstaan die we nu hebben? Staan de jongeren nog wel met beide benen op de grond? Het is net alsof ze wat zweverig zijn. Het moet nu altijd maar leuk zijn. Potverdikke, wij zijn vroeger anders groot gebracht. Het moest niet leuk zijn; er moest wat gebeuren. Aanpakken. De jeugd is nu meer met zichzelf bezig. Ze moeten er eens wat meer bij stil staan hoe dit allemaal zo gekomen is, hoe wij met elkaar zover zijn gekomen, wat er allemaal is opgebouwd. Dat is niet vanzelf gekomen. Ik vind dat de mens degenereert, die wordt slechter. Het is allemaal ieder voor zich. En, nou ja, ik moet dat niet. En dan die geldzucht. Hou op. Die VVD, ik kan er wel op kotsen. En soms geldt dat ook voor PvdA-leden. Dan krijgen ze een beetje geld en dan moeten ze ook VVD'er worden. Hou maar op. Ik zou het nooit doen.

Waar gaan we heen met de gemeenschapszin in de samenleving? Ja hoe zal ik het zeggen, de moraliteit van de mensen. Daar heb ik geen hoge pet meer van op. Het is allemaal ikke, ikke, ikke en verdienen, verdienen. Gauw rijk worden of met weinig moeite zoveel mogelijk geld verdienen. Dat zie ik te veel ontstaan. En als je dan vroeger zelf de armoede hebt gekend, en dat heb ik, dan zeg je toch: hoe krijgen ze het in hun koppen?

Daarom vind ik dat de militaire dienstplicht had moeten worden veranderd in maatschappelijke dienstplicht. Het is voor een hele hoop jonge mensen van groot belang dat ze leren om eerst eens een keer onder mensen te staan en te beleven wat er in de maatschappij allemaal gaande is. Dan zou er weer meer gemeenschapszin komen.'

Interview afgenomen in augustus 2016 door Karin van der Burg en Harm de Kroon, Leeuwarderadeel
Foto: Harm de Kroon