print
interview

Als medewerker van het Jeugd- en Gezinsteam zit Dinie Craane een ochtend in de week op een middelbare school in Katwijk. De hulpverlening aan de voorkant is verbeterd, vindt ze. Maar ze maakt zich zorgen over de specialistische zorg.

Dinie Craane
in dienst bij Rivierduinen en werkzaam in het Jeugd- en Gezinsteam van Katwijk
05 november 2015

Ik werk in een Jeugd- en Gezinsteams in Katwijk. Ik ben gedetacheerd - al mogen we dat niet zo noemen vanuit Rivierduinen. Rivierduinen is een grote GGZ-instelling in deze regio. Rivierduinen is dus mijn moederorganisatie, die betaalt mijn salaris. Ik werk al heel lang in de psychiatrie, de laatste 12 jaar bij Kinderen en Jeugd. Van huis uit ben ik verpleegkundig specialist.

Binnen Rivierduinen werd vorig jaar gevraagd wie er zin had om mee te doen in de Jeugd- en Gezinsteams van de gemeente Katwijk. Nu dat had ik wel; ik houd wel van pionieren en van nieuwe dingen proberen. En ik geloof er ook in: de jeugdzorg had al lang op een andere manier georganiseerd moeten worden.

De jeugdhulpverlening is zo versnipperd. Er zijn zoveel loketten en plekken waar mensen terecht kunnen. Voor de cliënten, ouders en voor de gezinnen is het niet duidelijk - nu ook nog niet - waar ze goed terecht kunnen. De verschillende instellingen in de jeugdzorg hebben geen geschiedenis van goed samenwerken met elkaar. Eindelijk echt gaan samenwerken, dat was een van de dingen waar ik veel zin had toen ik me opgaf voor het Jeugd- en Gezinsteam.

Het idee is dat we de regie weer meer bij de gezinnen zelf gaan leggen. En dat we de zorg per wijk, per postcode, gaan organiseren. Dat de medewerkers uit de Jeugd- en Gezinsteam daar gaan zitten waar de problematiek zich voordoet - dus op alle basisscholen en middelbare scholen. Werkt het? Dat is te vroeg om te zeggen.

Middelbare school

Zelf zit ik vast een ochtend in de week op een middelbare school hier in Katwijk. Ik spreek dan met leerlingen waar wat mee aan de hand is, die begeleiding nodig hebben. Als dat nodig is, kan ik direct doorverwijzen naar specialistische GGZ-hulp of naar andere zorgaanbieders.

Doordat we nu op scholen zitten, is de hulpverlening sneller. Bijvoorbeeld bij eetstoornissen. Als een meisje niet eet, haar vriendinnen zien dat en melden dat bij de mentor, dan is er zo een gesprek geregeld met de zorgcoördinator en met mij. Dan kun je ook heel snel met de ouders gaan praten en doorverwijzen naar de huisarts, voor specialistische zorg.

Zo’n meisje was anders zeker ook een keer bij de huisarts terecht gekomen, alleen was er dan een veel langere periode overheen gegaan. En eetstoornissen worden vaak veel te laat erkend. Ouders proberen, heel begrijpelijk, het probleem lang zelf op te lossen. Maar juist dit soort meisjes zijn er heel sterk in om iedereen een rad voor de ogen te draaien.

We kunnen nu ook kinderen met autisme op school gaan helpen. Door aan de docenten uit te leggen bijvoorbeeld hoe ze daar het beste mee om kunnen gaan. Of om, als er nog geen diagnose is, mee te kijken als een kind opvallend gedrag vertoont. En als er zorgen zijn over de thuissituatie of als een jongen niet meer op school komt, dan zijn we er zo bij. Ik denk inderdaad dat GGZ-problematiek bij jongeren nu eerder wordt opgemerkt.

Collega’s van mij die op basisscholen zitten, organiseren vaak spreekuren. Ook zij merken dat leraren advies vragen, bijvoorbeeld als ze zien dat een kind erg onzeker is, of faalangst heeft, of misschien serieuzere problemen heeft omdat hij alleen maar zit te huilen. Op basisscholen houden zij ook spreekuren waar ouders kunnen binnenlopen als zij zich zorgen maken over hun kind. Daar wordt heel veel gebruik van gemaakt.

In alle Jeugd- en Gezinsteams van Holland-Rijnland zit iemand van de jeugd GGZ, hetzij van Rivierduinen, hetzij van Curium. De bedoeling is dat we de basis GGZ-zorg zelf kunnen bieden, zonder meteen door te verwijzen naar de specialistische zorg. Uiteindelijk moet dat een bezuiniging opleveren. Door er tijdig bij te zijn, hoopt men dat de problematiek minder zwaar is en zo een korter traject kan plaatsvinden.

Invloed zorginstellingen/moederorganisaties

Heel veel dingen gaan goed. We hebben veel aanmeldingen, dus mensen weten ons te vinden. We hebben geen wachtlijsten. Dat vind ik echt een succes. Er is heel veel samenwerking ontstaan met allerlei ketenpartners, niet alleen met de scholen, maar ook met politie, wijkagenten, de medewerkers in het Centrum Jeugd en Gezin.

Je moet veel meer met de ouders in gesprek gaan en in gesprek blijven. Als je twijfelt over de veiligheid van een kind, dan bespreek je dat als eerste met de ouders en niet met een collega van een andere instelling. Sommige van mijn collega’s vinden dat lastig, die zijn dat niet gewend. Maar het is nog erger om het niet tegen de ouders te zeggen als je denkt dat de situatie thuis gevaarlijk is voor hun kind. Deze manier van werken stelt wel eisen aan het soort mensen dat je neerzet in de Jeugd- en Gezinsteams. We zouden er als team ook meer invloed op willen hebben wie er nog in het team bij komt.

In deze fase van het proces hebben de moederorganisaties nog veel te vertellen over wie in een Jeugd en Gezinsteam gaat werken en heb je als team weinig invloed op de vorming van je team. Je hebt dan ook geen invloed om de verdeling van kwaliteiten binnen je team en geen ruimte om te beslissen dat je als team bijvoorbeeld geen tijd en ruimte hebt iemand zwaar in te werken. Ik krijg het daar af en toe benauwd van en wordt er opstandig van. We moeten namelijk wel als team de klus klaren.

Betrokken gemeente

Katwijk is een leuke gemeente om voor te werken. De verantwoordelijke ambtenaren zijn erg betrokken bij de Jeugd- en Gezinsteams. Ik ken ze, en kan zo binnen lopen of even bellen. Er zijn ook wijkregisseurs waar we regelmatig contact mee hebben. Ook op casus-niveau denken medewerkers van de gemeente goed met ons mee.

Er is bijvoorbeeld een meneer in Katwijk die op een één of andere manier tussen het wal en schip is beland. Hij is Katwijker, is verslaafd geraakt, is gescheiden, zijn ex-vrouw heeft psychiatrische problematiek, hij is dakloos. Ik ontferm me over deze man in het belang voor zijn kinderen. Zij hebben veel last van zijn situatie, want ze kunnen niet naar hun vader toe.

De man had zich ingeschreven bij de Binnenvest, een instelling voor daklozen. Maar die hebben hem ingeschreven in Leiden, dus hij kon niet reageren op woningen in Katwijk. Hij kreeg niks voor elkaar. In zo’n situatie ga ik dan naar die ambtenaar toe. 

Professionaliteit boven regels?

De manier van werken in de Jeugd- en Gezinsteams was bij aanvang echt dat we zaken zelf mochten beslissen. De praktijk blijkt nu toch weerbarstig af en toe – soms worden we toch in een bepaalde richting gestuurd.

De manier van werken in de Jeugd- en Gezinsteams was bij aanvang echt dat we zaken zelf mochten beslissen. De praktijk blijkt nu toch weerbarstig af en toe

Een voorbeeld is de hele organisatie rondom Veilig Thuis in deze regio, wat in de plaats is gekomen van Bureau Jeugdzorg en wat nu Jeugdbescherming-West heet. Daar valt Veilig Thuis onder, maar ook het oude Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Het komt voor dat Veilig Thuis zorgmeldingen ontvangt vanuit de politie. Veilig Thuis heeft het veel te druk. En nu hebben ze de constructie bedacht dat als er een zorgmelding komt bij Veilig Thuis, de desbetreffende ouders een brief thuisgestuurd krijgen waarin staat dat er contact met ze wordt opgenomen door iemand van het Jeugd- en Gezinsteam. In die brief staat: ‘U moet de hulp accepteren van het Jeugd- en Gezinsteam.’ Toen ik dat hoorde ging ik meteen stuiteren. Zo hadden we het niet afgesproken! Vanaf het begin hebben we namelijk altijd duidelijk gezegd dat de Jeugd- en Gezinsteams vrijwillige hulpverlening geven. Ouders melden zich zelf bij ons aan. Maar nu is dus toch anders voor ons besloten.

De bezuinigingen

De hele jeugdzorg moet natuurlijk bezuinigen en ook de specialistische jeugdzorg moet bezuinigen. Daar bovenop moet Rivierduinen ook nog eens bezuinigen. Dat zorgt voor heel veel onrust. Veel moederorganisaties zijn voor het personeel geen veilige werkgever, en ook het functioneren in zelfsturende Jeugd- en Gezinsteams brengt onzekerheid mee.  

Er zijn vorig jaar boventallige mensen uitgezet bij Rivierduinen - er zijn hele disciplines verdwenen

Deze hele reorganisatie vind ik niet verkeerd. Maar de manier waarop het gaat, is niet leuk. Er zijn vorig jaar boventallige mensen uitgezet bij Rivierduinen. Er zijn hele disciplines verdwenen - systeemtherapeuten en ouderenbegeleiders bijvoorbeeld - waardoor ik denk: de hele visie op hoe je hulp moet verlenen aan de jeugd en gezinnen stelt niks voor als je die discipline eruit gooit.

De ouderenbegeleiders zijn naar de Jeugd- en Gezinsteams gegaan, maar ook als jij een kind in behandeling hebt bij specialistische zorg, begin je niets zonder de ouders. Die ouders moet je begeleiden, ook bij de specialistische zorg.

Binnen mijn instelling Rivierduinen is in mijn regio van Kinderen en Jeugd één derde van het personeel vorig jaar boventallig verklaard. Mijn collega’s daar zijn er wel bang voor dat hun baan wordt wegbezuinigd, en dat hun werk naar de Jeugd- en Gezinsteams wordt verplaatst.

Binnen mijn instelling Rivierduinen is in mijn regio van Kinderen en Jeugd één derde van het personeel vorig jaar boventallig verklaard

Doordat mensen erg beducht zijn hun baan kwijt te raken, zie je dat ze niet meer geloven dat de hervorming werkt. Als GGZ-collega’s bij Rivierduinen aan mij vragen of het allemaal goed werkt in de Jeugd- en Gezinsteams, kan ik ook in alle oprechtheid niet zeggen dat het allemaal perfect geregeld is. Want dat is het niet. Dat kan ook niet, want we zijn pas net begonnen.

Coöperatie in oprichting

We hebben vorige week een bijeenkomst gehad in verband met het vormen van een coöperatie in de regio Holland-Rijnland. Die coöperatie zou moeten bestaan uit de zeven zorgaanbieders die nu ook al meedoen in die Jeugd- en Gezinsteams. Het streven is dat  op 1 januari de coöperatie in werking moet gaan. Maar nog zonder werkgeverschap, want daar moet nog te veel voor worden geregeld.

Op den duur moeten de cao’s van de werknemers in de Jeugd- en Gezinsteams wel allemaal gelijk worden getrokken. Er mag best verschil zijn, maar je moet wel allemaal evenveel vakantiedagen hebben. Zelf heb ik er geen probleem mee dat het nu ongelijk is, maar daar moet ik eerlijkheidshalve bij zeggen dat ik meer verdien dan een aantal anderen, omdat ik verpleegkundig specialist ben.

Ik merk wel dat het onrust geeft bij collega’s dat het onduidelijk is waar het heen gaat en hoe alles geregeld gaat worden. Ook is nog steeds onduidelijk wat er gaat gebeuren met de mensen van Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg is per 1 januari opgeheven. Die mensen zijn – zonder opbouw van rechten - in dienst genomen door Cardea en in de Jeugd- en Gezinsteams gezet. Mensen die al lang werkten bij Bureau Jeugdzorg, zijn er honderden euro’s op achteruit gegaan.

Of het niet veel handiger zou zijn als we allemaal gewoon in dienst kwamen van de gemeente Katwijk? Ik weet het niet. Dan ben je wel, meer dan nu, afhankelijk van politieke willekeur.

Voorkant is verbeterd, achterkant wordt getroffen

Het kost heel veel energie om je werk goed te blijven doen terwijl om je heen alles afbrokkelt. Ik heb collega’s zien weggaan die heel veel ervaring hebben. Er zijn mensen die naar andere kleine aanbieders gaan. Er zijn mensen die voor zichzelf zijn begonnen, als psychotherapeut.

Bij Rivierduinen in Katwijk hebben we heel lang minder psychotherapeutische behandelingen kunnen uitvoeren, omdat er minder psychotherapeuten waren. Hier is nu één iemand aangenomen, maar dat is nog niet voldoende om aan te kunnen bieden wat een specialistisch centrum zou moeten aanbieden.

Ik moet dus kinderen en ouders doorverwijzen naar Leiden. Dat is een te grote drempel voor deze mensen. Ze hebben vaak geen auto en twee keer per week op en naar met Leiden voor een behandeling van hun kind is duur.

De hulpverlening aan de voorkant is verbeterd, door de Jeugd- en Gezinsteams. Mijn zorg zit meer aan aan de achterkant, bij de specialistische zorg. Ook daar zijn kansen hoor, ook voor samenwerking met de Jeugd- en Gezinsteams. Die zouden betrokken kunnen worden als een kind behandeld wordt. Het Jeugd- en Gezinsteam zou dan bijvoorbeeld de ouderbegeleiding kunnen blijven doen. Die samenwerking lukt nu soms al. Het mooie daarvan is, dat als de specialistische zorg afgerond is, we het in het Jeugd- en Gezinsteam dan zo weer kunnen overpakken.

Ik denk dat het belangrijk voor de cliënten is, dat ook de specialistische hulp dicht bij huis gegeven kan worden. Het is tegenstrijdig: aan de ene kant streef je naar nabijheid van de zorg door de Jeugd- en Gezinsteams heel dicht bij de mensen te organiseren, maar aan de andere kant komt de specialistische zorg steeds verder weg te staan. Dat is juist voor kwetsbare gezinnen een drempel.

Onzekerheid

Ik ben 59 jaar en zit vanaf mijn 17de in de hulpverlening. Ik heb op allerlei afdelingen en terreinen gewerkt. En ik geloof echt dat de zorg met minder geld kan en dat er dingen anders kunnen waardoor je geld wint. Maar wat je niet moet doen is deskundigheid weggooien. En je moet niet denken dat iedereen alles kan.

Door deze veranderingen gepaard te laten gaan met enorme bezuinigingen bij de zorgorganisaties, krijg je heel veel weerstand en angst voor de nieuwe manier van werken. Meer dan als je de hervorming vanuit een stabielere situatie had laten plaatsvinden. De hele toekenning van pgb’s moet anders, Bureau Jeugdzorg moet helemaal weg... Medewerkers zijn door elkaar geschud. Ze vrezen voor hun baan. En ze vrezen voor de veiligheid van kinderen die hulp nodig hebben. 

Interview gehouden op 9 september 2015 door Annemarieke Nierop en Mathijs Plukaard
Foto: Joop Plukaard