print
interview

Ed Huijg zit in de Clientenraad van de zorginstelling waar zijn moeder woont. 'Soms doe ik dit ook met tegenzin, omdat er niet goed genoeg naar ons geluisterd wordt en men toch dat doet wat men zelf wil. Dat demotiveert beslist.'

Ed Huijg
Ed Huijg (67) is lid van de Cliëntenraad van een zorginstelling in Noord-Holland, waar zijn moeder woont. Dit interview is op persoonlijke titel. De andere leden van de Cliëntenraad en de bestuurder van de instelling hebben het kunnen lezen. Er zijn geen feitelijke onjuistheden vastgesteld. De naam van de instelling is bekend bij de redactie.
21 november 2016

Waarom ben je lid van de Cliëntenraad van de zorginstelling waar je moeder woont?

'Mijn zus had me gevraagd of ik dat wilde doen. Ze vond mij, als een van de vijf kinderen van onze moeder, het meest geschikt ervoor. Zijzelf woont in Zuid-Holland, is al contactpersoon voor de zorginstelling en heeft toegang tot het elektronisch patiëntendossier van onze moeder. Ze is van ons kinderen de meest actieve en ook nog beroepsmatig actief in de ouderenzorg. Dus ze heeft al genoeg aan haar stok hangen. Onze broer zit regelmatig ook in het buitenland, en onze twee andere zussen zijn om verschillende dwingende redenen ook niet voldoende in staat actief te zijn in zo’n rol. We verdelen het een beetje en we gaan allemaal om de beurt een weekend bij mijn moeder langs.

Aanvankelijk had ik er niet zo’n zin in. Ik heb mijn hele leven al in de welzijnssector gewerkt, vanaf mijn eerste baan in 1974 als buurtwerker in de Bijlmermeer tot en met mijn laatste, als consulent en projectleider bij het Humanistisch Verbond tot 2007. Ook na mijn pensioen ben ik nog actief gebleven en heb als vrijwilliger meegewerkt aan een nieuwe visie op de zorg van de Wiardi Beckman Stichting (WBS Cahier Samen werken aan een gezond en waardig leven, 2012). Dus ik vond het eigenlijk wel genoeg.

Ik had mijn leven ingericht op het doen van interessante, leuke dingen, zoals een studie filosofie voltooien en diverse cursussen, maar niet teveel welzijns- en sociale dingen meer. Maar ik heb toch ja gezegd, ik voel het als een morele verplichting en ik zit nu al bijna twee jaar in de Cliëntenraad. Het kost me minstens een dagdeel per week.'

Wat voor een soort zorginstelling is het waar je moeder woont?

'Mijn moeders zorginstelling staat goed bekend en is financieel op orde. Er wonen ongeveer negentig mensen. Voorheen was het een bejaardenhuis, maar door het veranderde overheidsbeleid en de bezuinigingen mag de instelling sinds januari 2016 alleen nog ouderen opnemen met een zorgzwaartepakket van vier of hoger. Je moet dus al behoorlijk wat mankeren, dementie bijvoorbeeld, om erin te komen. Mijn moeder is lichamelijk nog wel redelijk, maar nogal afhankelijk van activiteiten en sociale contacten.'

Hoe is de Cliëntenraad samengesteld en welke zaken pakt de raad op?

'De Cliëntenraad wordt geacht de belangen van de bewoners te behartigen en mag in feite advies geven over alle aspecten van de instelling, soms zelfs een zwaarwegend advies. Wij zijn nu met vier leden, twee zijn kinderen van nog levende bewoners.

Er is trouwens wel een soort bewonerscommissie, die ongeveer elke twee maanden met de manager spreekt. Het is ook lastig voor bewoners om voor zichzelf op te komen, want ze zijn afhankelijk, en bovendien komen er steeds meer bewoners die daar echt niet meer toe in staat zijn.

We bemoeien ons met alle zaken die bewoners en wij van belang vinden, soms hele concrete zaken, soms meer beleidsmatige. Eens in de zes weken hebben we onderling overleg en vervolgens ook met de bestuurder en de manager. We zijn een luis in de pels van de bestuurder en de manager, lastig en kritisch, maar nodig.

De bestuurder is een hele enthousiaste, bevlogen mevrouw, die drie tehuizen aanstuurt. Ze is erg overtuigd van haar eigen visie en hoe dingen moeten worden geregeld. Elke bestuurder en manager heeft een kritisch klankbord nodig. Zij doen soms dingen waarvan we zeggen: “Sorry hoor, maar daar kijken we echt anders tegenaan.” De instelling heeft natuurlijk haar eigen interne kwaliteitssystemen om te zorgen dat alles goed loopt. Wij komen er niet dagelijks en zien dus veel niet, maar we houden op enige afstand wel de vinger aan de pols en kaarten problemen aan die de bewoners, en soms ook het personeel, aan de orde stellen. Zo hebben we ook een gesprek gehad met vertegenwoordigers van de Ondernemingsraad.

Een grote kwestie is bijvoorbeeld het eten. Een beetje buiten ons om was de bestuurder overgestapt op het gemaksmodel, convenience cooking. Het eten wordt dan ergens anders bereid en in het huis opgewarmd en opgediend. Het warme eten is voor bewoners erg belangrijk, het is hèt uitje van de dag. Het moet lekker en gezond zijn, anders eten ze het niet. De  bestuurder vertelde ons dat deskundigen hadden aangetoond dat van tevoren bereid eten net zoveel voedingswaarde kan hebben als vers voedsel. Maar voor ouderen in zo’n instelling, die zelf niet kunnen kiezen, ligt dat heel anders. Wij vinden dat de bewoners zoveel als mogelijk vers voedsel moeten krijgen. Je geeft je gasten geen kant-en-klaar voedsel. Daar zitten, ondanks verbeteringen, toch altijd nog teveel zout, transvetten, conserveer-, kleur- en smaakstoffen in. Ongezonde E nummers. Het is ook geen gezicht kant-en-klaar of opgewarmd voedsel.

Door ons is dat beleid minstens gedeeltelijk teruggedraaid, maar dat gaat zo moeizaam! Intussen is onze instelling gefuseerd met een andere, waar ze wel kant-en-klaar-maaltijden opdienen en onze ouderen gaan daar in 2017 of 2018 naartoe, omdat ons huis gesloten wordt. Dus het blijft heel erg opletten geblazen, omdat de bestuurder toch haar model voorrang wil geven. Voor ons is dat nogal frustrerend.

Andere punten waarop we ons richten zijn bijvoorbeeld de komende verhuizing, de hygiëne in het huis, die de Inspectie een tijdje terug onvoldoende vond en de veiligheid. En ook de mate waarin en de manier waarop voor elke bewoner tweejaarlijkse zorgplanbesprekingen met de familie worden gevoerd, de sfeer in het huis, de activiteiten en de bevordering van onderlinge contacten. Zo werden opeens zonder overleg met de Cliëntenraad twee van de drie gezamenlijke broodmaaltijden na activiteiten geschrapt. Mijn moeder vond dat heel erg. Na veel uitpluizen bleek dat ze hadden geredeneerd dat er maar negen mensen aan deelnamen. Nu wordt er weer over gesproken om die gezamenlijke maaltijd als “activiteit” te organiseren voor veel meer mensen, mede door onze bemoeienis.

Van belang is dat de instelling als motto heeft dat de bewoners als zorgvragers de baas zijn en medewerkers de rechterhand van de bewoners zijn. Bij alles moeten ze zich de vraag stellen: “Wat schiet de bewoner er mee op?” Nou, als ze dat echt hadden gevraagd, dan waren ze niet overgestapt van zelf koken met verse ingrediënten naar ''convenience cooking" en hadden ze die gezamenlijke broodmaaltijden niet opeens geschrapt. Het zijn natuurlijk mooie woorden, maar het is vooral een metafoor en te weinig de praktijk. De positie en de macht van de bestuurder, de manager en de teamcoaches moet niet onderschat worden. Daarnaast zijn bewoners nogal afhankelijk en vaak niet meer bereid of in staat hun belang voldoende in te brengen.

Ook de inzet van vrijwilligers is nu een gesprekspunt tussen ons en bestuurder en manager. Er komt best veel bij kijken. Ik denk dat er zo’n vijftig vrijwilligers actief zijn. Ze zijn gastvrouw, brengen eten naar de tafels, nemen werk uit handen, zoals de ondersteuning van de twee betaalde sociaal-culturele begeleiders, en doen werk dat anders niet gebeurt. We kunnen niet zonder de vrijwilligers.

Het is een redelijk goed huis. Er zijn iedere middag activiteiten. In de ochtenden waren er activiteiten voor de psychogeriatrische groep, maar die zijn nu wegens bezuinigingen gestopt. Wat betekent dat voor deze mensen?

Ik realiseer me nu dat we dat als Cliëntenraad wel in het laatste gesprek met de bestuurder en manager hadden moeten bespreken. Er zijn zoveel punten, dat je gemakkelijk iets vergeet.'

Snijdt de instelling door de bezuinigingen in het basispakket dat mensen nodig hebben? En zo ja hoe wordt dat gat dan gevuld?

'Ik weet dat er personeel is vertrokken. Dat had deels te maken met het feit dat de instelling meer medewerkers had voor “verblijf”, dus wonen en welzijn, en te weinig voor “zorg”. Ze hebben daarom meer zorgmedewerkers moeten aantrekken om de nieuwe bewoners goed te kunnen bedienen. Dat is ten koste gegaan van bijvoorbeeld de huishouding en de technische dienst. Op de schoonmaak van de appartementen is bezuinigd. Vroeger kwamen er in het  appartement van mijn moeder wekelijks twee mensen langs, die anderhalf uur de tijd hadden. Nu is het één persoon die één uur in de week heeft. Het betekent ook dat als er iets stuk is, bijvoorbeeld de tv, toch erg belangrijk voor een bewoner, de reparatie op zich laat wachten of dat de familie het maar moet doen.

De gemeente heeft zo’n drie ton gekort door de bezuinigingen van het Rijk. Daardoor is bijvoorbeeld het project “goede buur” in de knel gekomen. Dat project is gericht op grotere samenwerking van de zorginstelling met de buurt, met het idee dat ook oudere buurtbewoners bij de instelling kunnen eten. De instelling steekt daar nu zelf uit eigen middelen geld in, zelfs boven de landelijke norm. Gelukkig kan dat nog. Maar ik moet wel denken aan de ontwikkeling toen de woningbouwverenigingen een enorme heffing kregen. Dat is iets waarop je wel bedacht moet zijn. Het moet niet achteruit gaan. En het risico is groot dat zorginstellingen net als woningbouwverenigingen zich moeten gaan beperken tot het meest noodzakelijke.

De bestuurder en manager zijn nu ook bezig met een participatienotitie met als uitgangspunt dat in de toekomst van familieleden verwacht mag worden dat ze bijvoorbeeld zelf in het appartement van hun ouder bijvoorbeeld moeten gaan stofzuigen of extra moeten betalen voor een betere schoonmaak. In mijn familie zijn er die nu al zeggen: “Dat gaan we echt niet doen. We huren daar wel iemand voor in.” Wij zijn niet onbemiddeld. Maar ik denk dan: “Hoe gaat dit met bewoners van wie de kinderen dat niet kunnen of willen betalen, en bewoners die geen kinderen en ook geen geld hebben?” Als Cliëntenraad hebben we daar eigenlijk geen zicht op.

We weten ook niet hoeveel bewoners geen kinderen hebben en hoe de instelling het gebrek aan familieondersteuning opvult. Het is een sociaal huis, dus ze zijn wel erg gericht op de bewoners, maar ze hebben steeds minder tijd. Ze zitten op het puntje van hun stoel als ze een praatje maken met een bewoner. Bewoners gezelschap houden is meer een taak voor de familie en vrijwilligers.

De instelling heeft behoorlijk wat extra geld van het Rijk gekregen omdat ze nu mensen met een zwaarder zorgpakket moeten opnemen. Als Cliëntenraad hebben we bepleit dat aan activiteiten te besteden. Maar ze hebben besloten dat ze daar al genoeg aan doen, ook uit eigen middelen, en het geld is gestoken in deskundigheidsbevordering van het personeel, wat ook erg noodzakelijk is. Dat gebeurt deels tijdens het werk. Dat compenseren ze dan weer met uitzendkrachten, wat niet altijd goed loopt, zeker niet in de zomerperiode als er veel verzorgers met vakantie zijn.'

Vind je dat het overheidsbeleid ervoor zorgt dat het stelsel zich ontwikkelt tot een menswaardig bestaan voor kwetsbare ouderen? Zijn er aandachtspunten?

'Ik maak mij wel zorgen omdat veel instellingen niet goed functioneren en dat er te weinig plekken meer zijn voor ouderen die niet langer zelfstandig thuis kunnen wonen. Er komt ook heel veel op de schouders van de medewerkers, de vrijwilligers en de mantelzorgers. Ik vind ook dat er wel wat moet worden verbeterd aan het democratisch functioneren van zo’n instelling. Het is nu allemaal teveel top down, van de bestuurder en manager naar beneden en te weinig van de bewoners en het personeel naar boven. Er moet meer worden gestuurd op zeggenschap van de bewoners en op de rol van bewonerscommissies en cliëntenraden in het verlengde van de bewoners. Dat de bewoners de baas zijn, dat herken ik niet.

Ten tweede vind ik dat er niet op zorg en aandacht voor de bewoners mag worden beknibbeld. Je kunt zeggen: eenzaamheid en zo is iets voor de familie, vrienden en kennissen. Maar daar zit een grens aan. Familieleden wonen nogal eens ver weg of hebben zo ook hun eigen werk, huishouding en bezigheden. Veel bewoners hebben geen generatiegenoten, vrienden of kennissen meer. Die zijn overleden. Er wonen ook mensen zonder kinderen, of zonder het vermogen nog sociale contacten te onderhouden.

Het derde punt is de voedselvoorziening. Dat is een wezenlijk voorbeeld van iets dat voor de kwaliteit van leven van bewoners en hun gezondheid erg belangrijk is en waar zij zelf niet op kunnen sturen. Ze zijn afhankelijk. Er is sprake van machtsongelijkheid.'

Waarom ben je actief geworden? Zou je meer doen als je er voor werd betaald?

'Ik zit in de Cliëntenraad omdat ik het een goed principe vind dat je iets terugdoet voor de samenleving. Ik voel me ook nogal verwend dat ik twee studies heb kunnen doen. Als gepensioneerde wil je het liefst interessante dingen doen. Dit is niet oninteressant, maar toch meer een verplichting. Dus ik doe het omdat in de opvoeding die wij thuis kregen het normaal is dat je omkijkt naar je ouders. Pas later bleek dat ik ook een onkostenvergoeding kreeg. Dat is voor mij ook geen noodzaak, maar ik vind het toch wel een prettige tegemoetkoming, omdat dit werk echt niet altijd zo leuk is, maar ook belastend. In het eerste jaar was ik wat minder actief, maar ze hebben me overtuigd van het nut en de noodzaak van dit vrijwilligerswerk en ook de vergaderschema’s aangepast. Dus nu zit ik er volop in, maar soms ook met tegenzin, omdat er niet goed genoeg naar ons geluisterd wordt en men toch dat doet wat men zelf wil. Dat demotiveert beslist.

Mijn zus krijgt voor haar inzet als contactpersoon geen vergoeding. Wij zijn kinderen uit een relatief sociaal gezin en hebben ervaring in deze sector. Dus wij vinden het vanzelfsprekend dat we onze energie erin steken. Maar je hebt natuurlijk ook gezinnen die daar niets van moeten hebben. Dan ben je als oudere in zo’n tehuis minder goed af. Het is nou eenmaal niet eerlijk verdeeld in de wereld, maar daar moet je dan wel iets tegenover zetten.'

Het interview met Ed Huijg werd gehouden op 2 september 2016 en werd opgetekend door Jacky Bax.
Foto: Tineke