print
interview

Passend onderwijs heeft ertoe geleid dat reguliere basisscholen en scholen voor speciaal onderwijs verder van elkaar af zijn komen te staan. Expertise gaat zo verloren. Bovendien: soms is het voor een kind goed tussen beide te switchen.

Germy Meijer
leerkracht van een observatieklas voor kinderen met niet-aangeboren hersenletsel bij Heliomare in Wijk aan Zee
05 november 2015

De kinderen bij mij in de observatieklas hebben allemaal te kampen met niet-aangeboren hersenletsel. Ze komen voor acht weken tot tien maanden ter observatie in deze klas, zodat we een goed vervolgtraject kunnen bepalen voor de periode daarna.

Om in aanmerking te komen voor speciaal onderwijs hebben kinderen een toelaatbaarheidsverklaring nodig. Voorheen werden deze verklaringen voor drie jaar afgegeven en dan moest daarna opnieuw geïndiceerd worden. Sinds de invoering van passend onderwijs wordt per samenwerkingsverband bepaald hoe lang deze toelaatbaarheidsverklaring geldig is. In de praktijk komt dat vaak neer op een arrangement van een paar weken tot een toelaatbaarheidsverklaring van een jaar.

Aan de ene kant vind ik dat goed. Voorheen was het namelijk zo dat een kind nog voor twee jaar een rugzakje kon hebben, terwijl zijn hulpvragen al na een jaar opgelost konden zijn. Als je lang genoeg zoekt, vind je altijd wel iets.

Er zijn echter ook leerlingen voor wie bij aanvang van hun schoolcarrière meteen duidelijk is dat zij gedurende hun hele schoolloopbaan een blijvende hulpvraag zullen hebben. Bijvoorbeeld kinderen met spierdystrofie. Dan moet het niet zo zijn dat er elk jaar een nieuwe indicatie aangevraagd moet worden.

Dat is niet overal even goed geregeld, maar in bijvoorbeeld het samenwerkingsverband van de Kop van Noord-Holland hebben ze dat heel goed georganiseerd. Wanneer zich nieuwe leerlingen melden die op vierjarige leeftijd al een diagnose hebben die uitsluit dat ze ooit regulier basisonderwijs kunnen volgen, dan geeft dat samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring af voor de gehele basisschoolperiode.

Meer geldstromen

Een andere recente verandering heeft te maken met de geldstromen. De ernstig meervoudig beperkte leerlingen hebben naast extra onderwijsbegeleiding ook medische verzorging en sturing bij de ADL-handelingen nodig. Dat zijn de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Naar het toilet gaan bijvoorbeeld. Daarom staan op deze groepen meer klassenassistenten. Dat wringt nu, omdat ouders door de nieuwe regeling een deel van het pgb dat ze voorheen via de AWBZ kregen en aan school konden besteden, hebben moeten inleveren. Sinds 1 januari 2015 moeten de scholen die gelden bij de gemeenten halen. De samenwerkingsverbanden moeten daar afspraken over maken met de gemeenten.

Binnen Heliomare hebben we met veel verschillende samenwerkingsverbanden en gemeenten te maken en niet overal is het zo goed geregeld als in de Kop van Noord-Holland - waar het samenwerkingsverband en de gemeente allebei 50% van de zorgkosten betalen die op school gemaakt worden. Voor groepen ernstig meervoudig beperkte leerlingen die niet uit een regio komen waar een samenwerkingsverband en de gemeente dit goed geregeld hebben, wordt het steeds meer een probleem om de zorg op school bekostigd te krijgen.

Passend onderwijs en de toekomst

Ik vind het heel mooi dat voor mytyl-leerlingen – dat zijn kinderen met een motorische en soms licht verstandelijke beperking - door de invoering van passend onderwijs nu de mogelijkheid ontstaat in het reguliere onderwijs mee te draaien. Ze kunnen op deze manier veel dichter bij huis onderwijs krijgen. Door die kortere arrangementen is het nu ook mogelijk om leerlingen gedurende een bepaalde periode extra onderwijs te bieden, waarna ze weer terug kunnen naar het reguliere onderwijs.

Passend onderwijs is ook goed voor de integratie van deze leerlingen later in de samenleving. Wat je nu veel hoort is dat jongeren uit het speciaal onderwijs rond hun twaalfde bijna geen vriendjes of aanspraak in de buurt hebben. Ze hebben wel onderling contact op school, maar wonen te ver uit elkaar. Dus na schooltijd houdt het op. Door in een reguliere klas te zitten, krijgen ze hopelijk meer contacten in hun eigen omgeving.

Het is nog lastig om leerlingen voor een korte periode een arrangement te geven voor het speciaal onderwijs

Om te realiseren dat deze leerlingen echt slagen in het reguliere onderwijs, moet er echter wel meer samengewerkt worden door reguliere en speciale scholen. Het is nog lastig om leerlingen voor een korte periode een arrangement te geven voor het speciaal onderwijs. We zijn in het onderwijs nog niet gewend aan het maken van arrangementen waarbij leerlingen soms voor een periode mee kunnen draaien op bijvoorbeeld een school voor speciaal onderwijs, om daar te werken aan hun emotionele of sociale vaardigheden, handicapbeleving of het leren omgaan met hun beperking.

Als de focus daar voor een bepaalde periode op ligt, missen leerlingen belangrijke lesstof, lezen, taal, rekenen. Het aanbod van deze vakken zou door moeten kunnen gaan. Het is dus van belang dat leerkrachten veel contact met elkaar hebben in zo’n periode om het schoolprogramma met elkaar af te stemmen. Ook moeten kinderen in het speciaal onderwijs meer zelfredzaam gemaakt worden voor wat betreft de ADL-handelingen, zeker wanneer ze bijvoorbeeld naar een reguliere middelbare school gaan. Dat gebeurt nog te weinig. Daardoor is die overgang erg groot.

Ik denk ook dat het essentieel is dat er meer een kruisbestuiving komt tussen leerkrachten uit het speciaal en het regulier onderwijs. Het zou goed zijn als ze af en toe eens bij elkaar in de klas komen kijken. Vroeger was dat contact er veel meer omdat ambulant begeleiders, vanuit het speciaal onderwijs, begeleiding gaven in het reguliere onderwijs. Dat gebeurt door de nieuwe regelingen steeds minder.

Ik vrees dat de verbinding tussen regulier en speciaal onderwijs verdwijnt

Na 2016 moeten we nog maar zien of de samenwerkingsverbanden voor begeleiding nog zullen aankloppen bij de scholen voor speciaal onderwijs of dat ze dat zelf gaan organiseren. Mochten zij het zelf gaan organiseren dan vrees ik dat de verbinding tussen het regulier en het speciaal onderwijs verdwijnt. Dat staat haaks op hoe ik het zou willen zien. Ik denk dat die samenwerking in de toekomst juist cruciaal is.

Interview gehouden op 27 mei 2015 door Eva van Burg
Foto's: Werry Crone