print
interview

Als burgers aannemelijk kunnen maken dat ze de zorg beter kunnen regelen dan de gemeente, dan moet de gemeente hun die kans geven. In Austerlitz is dat gebeurd.

Jan Snijders en Lia van Dijk
Jan Snijders is voorzitter van zorgcoöperatie ‘Austerlitz Zorgt, Lia van Dijk is bestuurslid en vertrouwenspersoon van ‘Austerlitz Zorgt’ en tevens voorzitter van ‘Stichting het dorpshuis’
14 april 2016

Jan Snijders: ‘Sinds 2015 zijn we met ons burgerinitiatief 'Austerlitz zorgt' officieel het (sociale) dorpsteam van Austerlitz. Marianne, een fysiotherapeut met een eigen praktijk in het dorp, is onze dorpsondersteuner. Zij doet alle Wmo-aanvragen en keukentafelgesprekken. Henriëtte is onze zorgcoördinator en heeft een eigen thuiszorgbedrijf. Zij regelt de huishoudelijke hulp, de thuiszorg en stelt indicaties voor de langdurige zorg. 

Willy is de praktijkondersteuner van dokter Groenewegen, een huisarts met veel patiënten in het dorp. Zij is de verbindingsschakel tussen deze huisarts en zijn patiënten. Contacten met andere huisartsen lopen via Marianne en Henriëtte. Afgezien van een ziekenhuis en een tandarts is nu bijna alle zorg in het dorp beschikbaar. In de toekomst willen wij ook Jeugdzorg gaan bieden.’

Lia van Dijk: ‘Wij werken samen met Warande, dat is een  grote zorgaanbieder in Zeist, daar kunnen we indien nodig op terugvallen. Ook hebben we contacten met Charim en met de Lelie Zorggroep, daar kunnen we mensen naar verwijzen die zorg willen van een christelijke aanbieder. Zij respecteren de doelstelling van Austerlitz Zorgt. Die doelstelling luidt dat de regie bij de cliënt ligt en zorg aanvullend is. En we kunnen altijd terugvallen op wijkteam Zeist-Oost, als Marianne en Henriëtte bijvoorbeeld tegelijkertijd zouden uitvallen. Dat was ook een voorwaarde van de gemeente.

Ons dorpsteam is er voor het hele dorp, niet alleen voor onze leden. Dat was ook een voorwaarde van de gemeente. De leden, die slechts € 24 per jaar betalen (‘één pilsje per maand’), bieden wij natuurlijk wel extra’s met onze vrijwilligers. Niet-leden kunnen geen gebruikmaken van onze vrijwilligersdiensten zoals: ‘Austerlitz rijdt’, waarbij vrijwilligers ouderen tegen een kilometervergoeding naar het ziekenhuis of de dagbesteding brengen;.; ‘Austerlitz klust’, waarbij vrijwilligers klussen doen bij mensen in huis en ze betalen wat meer bij ‘Austerlitz eet’, waar onze kok Gerard in het dorpshuis voor twintig tot dertig mensen kookt en ‘Austerlitz beweegt’, waarbij ouderen gaan bewegen onder begeleiding van een fysiotherapeut.’

Een zorgcoöperatie oprichten

Jan Snijders: ‘In 2007 hebben we met ons burgerinitiatief Austerlitz’ Belang in het dorp een leefbaarheidsonderzoek gehouden samen met de gemeente Zeist en de woningcoöperatie. Dat onderzoek leverde veel respons op, maar de implementatie van de plannen die daaruit voortkwamen, stagneerde vreselijk.

Pas in februari 2012 kwam er schot in de zaak. We hebben toen de coöperatie ‘Austerlitz Zorgt’ opgericht, voor het organiseren van zorg en welzijn in het dorp. We hebben ook veel gesprekken gevoerd met coöperaties in Brabant die al verder waren dan wij, zoals Hoogeloon en Elsendorp. Met die coöperaties werken we nog steeds heel nauw samen.

Bij de gemeente heerste er aanvankelijk scepsis. De wethouder zei: ‘Maar alles is hier toch al?’ Dat was ook wel zo voor de zorg, maar  het dorp maakte nauwelijks gebruik van de aanwezige maar onbekende welzijnsvoorzieningen en de kwaliteit was niet goed, alles was veel te verkokerd en de doorlooptijden waren te lang.

In september 2012 hadden we onze eerste bewonersbijeenkomst. We zaten in een klein zaaltje met zestig man, de deur moest open wegens zuurstofgebrek. Wat bleek? Je moet mensen niet vragen wat ze nu nodig hebben, want ze hebben nog niks nodig en als ze zorg nodig hebben, is dat al geregeld. Je moet mensen vragen om na te denken over welke voorzieningen ze over tien jaar denken nodig te hebben.

In oktober 2012 hebben we die vraag in een schriftelijke enquête gesteld. We haalden een enorme respons van 44%. Toen was de discussie over draagvlak weg bij de gemeente en is de wethouder helemaal omgedraaid. Op een middag in december 2012 hebben we, officieel de coöperatie opgericht. In januari hadden we meer dan 400 leden. Nu zitten we inmiddels op ongeveer 420 leden. dat is zo’n 40% van de volwassen bevolking, waaronder alle ouderen. Dat percentage is heel uitzonderlijk voor een burgerinitiatief.  

We hebben destijds gekozen voor een coöperatieve vereniging als juridische vorm omdat we een constructie met leden wilden, we willen wortelen in de gemeenschap. Bij een stichting heb je alleen een bestuur. Het verschil met een vereniging is slechts dat de uitstraling wat bedrijfsmatiger is, zo mogen wij officieel ook winst maken. We hebben heel veel verenigingen in het dorp en wilden ons op die manier onderscheiden.

Burgerinitiatieven zoals wij waren er vroeger veel. Denk aan de vakbonden, het kruiswerk en de woningbouwverenigingen, maar dat is allemaal door fusieprocessen vanuit de overheid om zeep geholpen. Nu probeert diezelfde overheid dat allemaal weer terug te draaien, en zijn ze bijvoorbeeld ook ROC’s of Amarantis of Meavita weer aan het opsplitsen.’

Knelpunten

Jan Snijders: ‘Vooral in het begin zijn we veel problemen tegengekomen. Waar wij tegenaan lopen is bijvoorbeeld dat wij niet onder de uitzonderingen vallen die vrijstelling krijgen van het betalen van vennootschapsbelasting. De ziektekostenverzekeraar valt daar wel onder. Dat maakt het voor ons lastig om te sparen. Een jurist kijkt nu of wij niet toch onder die vrijstelling vallen.

Ook wilden wij het bedrag dat de gemeente door onze diensten bespaarde - bijvoorbeeld op de kosten voor de regiotaxi - terugkrijgen. Dat was voor de toenmalige wethouder onbespreekbaar. We hebben uiteindelijk een compromis gesloten; dat kwam erop neer dat we de kosten van de dorpsondersteuner en zorgcoördinator als subsidie betaald krijgen.’

Lia van Dijk: ‘Als bestuurder van een coöperatie als deze moet je heel alert zijn. Zo wilden wij een sociaal team en dat vond de gemeente goed, maar dan wilden ze dat wel onderbrengen bij het wijkteam Zeist-Oost. De manager van dat team zou het sociale team dan aansturen. ‘Nee’ zeiden wij, ‘wij zijn een zelfstandige coöperatieve vereniging, het bestuur stuurt aan en het bestuur is verantwoordelijk’.

Marianne en Henriëtte doen wel mee aan de opleidingen van het sociale team Zeist-Oost, en overleggen in dat team, maar ze bepalen zelf wat ze nodig vinden. We hebben een bepaald aantal uren met de gemeente afgesproken dat Marianne en Henriëtte aan cursussen en vergaderingen mogen besteden. Als dat meer wordt, moet de gemeente de extra uren aan ons uitbetalen. We sturen strak op de beheersing van de overhead.

Jan Snijders: ‘De kritiek dat veel burgerinitiatieven geen stand houden is onzin. Soms kost het in een dorp best moeite om bestuurders voor de verenigingen te vinden, maar dat wordt altijd wel weer opgelost. ‘Austerlitz Belang’ onze voormalige moederorganisatie bestaat al vanaf 1945, de voetbalvereniging bestaat vanaf 1937 en de fanfare in het dorp bestaat al meer dan honderd jaar.

'De kritiek komt altijd uit de hoek van professionele organisaties die zich bedreigd voelen'

Aan de andere kant zie je dat thuiszorgorganisatie TSN waarschijnlijk failliet gaat. De kritiek komt altijd uit de hoek van professionele organisaties die zich bedreigd voelen. We hebben in dit land zo’n 170 zorgcoöperaties die al behoorlijk ver ontwikkeld zijn en het aantal startende burgerinitiatieven is nog veel groter, alleen in de provincie Utrecht zijn dat er al 29. We bereiken op dit moment 2% van de bevolking in Nederland en dat gaat de komende jaren verdubbelen. Het dekkingspercentage groeit dus vrij organisch.

Andere zorgorganisaties houden ons continu in de gaten om te zien of wij geen fouten maken. Je bent tot op zekere hoogte namelijk een formule die op den duur bedreigend voor die clubs kan zijn. Onze cultuur is namelijk veel vraaggerichter dan van die organisaties. Maar we moeten in de zorg ook een omslag maken van aanbodgericht naar vraaggericht werken, dichtbij de mensen en met minder management erboven.

Goede voorbeelden zijn Buurtzorg en Joost Zorgt. Organisaties die deze omslag niet kunnen maken draaien slecht. Er zullen ongetwijfeld meer organisaties gaan omvallen, maar ik noem dat maar constructieve destructie. En stel dat wij omvallen, dan is dat door onze schaal veel minder rampzalig en makkelijk te absorberen.’

Lia van Dijk: ‘Er zijn ook wel enorm veel kleine zorgbedrijfjes, maar die zijn commercieel, daarvoor zijn wij niet bedreigend. Het probleem is dat mensen voorheen een lijst kregen met vijftig kleine zorgaanbieders waar ze terecht konden. Niemand wist waar hij naartoe moest. Van ons krijgen ze niet zo’n lijst. Als iemand aan ons vraagt: ‘Waar moet ik naartoe?, dan zeggen wij: ‘Ga met Marianne, of ga met Henriëtte overleggen.’

Jan Snijders: ‘Ook hebben we een probleem met het UWV moeten oplossen. Vrijwilligers moeten beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, dus als ze in de WW zitten mogen ze geen vrijwilligers doen. Dat terwijl ze in de bijstand worden geacht om een tegenprestatie te leveren. We hebben dat uiteindelijk opgelost. Vrijwilligers werken maar af en toe voor ons en bovendien hebben we netjes een brief geschreven waarin staat dat een eventuele baan die voorbijkomt voorgaat op het vrijwilligerswerk.’

Lia van Dijk: ‘De gemeente Zeist had op een gegeven moment het beleid dat alle mensen ouder dan 75 jaar gebeld moesten worden en dat alle mensen van boven de 80 bezocht moesten worden. Dat werkte helemaal niet, dus Marianne heeft gewoon alle 70-plussers bezocht en een sociale kaart gemaakt van hun situatie. Een probleem was echter dat wij van de gemeente geen adreslijst kregen voor niet-leden, want dat was schending van de privacy. Toen hebben we door te zoeken via de postcodes op internet een adreslijst samengesteld en door middel van een beetje rondvragen bij onze leden kwamen we erachter wie er boven de zeventig was.’

Betere kwaliteit

Jan Snijders: ‘Wij pretenderen dat we betere kwaliteit kunnen leveren door onze combinatie van professionals en vrijwilligers. Je zou andere zorgorganisaties basic kunnen noemen, maar het is juist de jus die het uiteindelijk kwalitatief zo goed maakt. De vrijwilligers ondersteunen het totaalpakket.

In plaats van bijvoorbeeld te leuteren over privacy bij zaken die in het belang van mensen zijn, vragen wij ons juist af hoe we de bureaucratie kunnen beperken en hoe we voorkomen dat we besmet raken door de interngerichte cultuur. Wij hebben een beperkte administratie en overhead, we stellen ons dienstenpakket samen met onze leden. Austerlitz Zorgt is een echt burgerinitiatief.’

Lia van Dijk: ‘We hebben 9 buddy’s die met mensen gaan wandelen, fietsen of een praatje maken. Zo was er een slechtziende man in ons dorp, waarvan de vrouw is overleden. Marianne is toen bij hem langsgegaan. Nu eet hij bij ons, komt hij biljarten en heeft hij een maatje gekregen die teksten aan hem voorleest. 

Ook was er laatst een mevrouw in het dorp, die op sterven lag. Toen heeft een bureau de professionele 24 uurszorg geregeld, en liepen er een aantal vrijwilligers rond die zorgden dat er altijd iemand was als dat nodig was. De buurvrouw van de hoek ging ’s morgens vroeg en ik ging ’s avonds voordat ik naar bed ging even langs. Ze had de deur gewoon openstaan. ‘Wat ze mee willen nemen, nemen ze maar mee zei ze’, zo’n mens was het.

Eigenlijk doen wij dus helemaal niets bijzonders, wat wij doen is gewoon burenhulp. Het enige verschil is dat we het georganiseerd hebben. Het blijkt dat zelfs in een dorp mensen niet altijd weten of hun buren aan het werk zijn en waar ze dan naartoe moeten voor hulp. In zo’n geval bellen ze Marianne op. Zij heeft een lijstje en belt iemand die bij diegene langskomt.’

Hart van Austerlitz

Jan Snijders: ‘Onze droom is om in 2018 een meer-generatiehuis te realiseren op het terrein van de oude school, zodat mensen ook echt in het dorp kunnen blijven wonen. In het ‘hart van Austerlitz’ moeten een peuterspeelzaal, aangepast dorpshuis, een ontmoetingscentrum en een aantal zorgwoningen gecombineerd gaan worden. Er zijn echter nog heel wat hobbels te nemen.

Wij hebben het initiatief overgenomen van de gemeente en ik ben voorzitter van de stuurgroep voor het generatiehuis geworden. Ook hebben we de ‘Kombinatie’ (de woningcoöperatie) uitgenodigd. Zij hadden in eerste instantie geklaagd bij de wethouder, maar zijn uiteindelijk toch aangehaakt. Als dat niet gelukt was waren we op het terrein van de katholieke kerk gaan bouwen, waarvan we wisten dat die zou sluiten. We maken ons dus nooit afhankelijk van één partij en hebben altijd een alternatief achter de hand.’

Lia van Dijk: ‘Ook wilde de school niet echt meehelpen, die hebben de ouders in het begin zeer slecht geïnformeerd. We hebben veel moeten praten met de adviseur van de school. Zo moesten we een programma van eisen hebben. Van alle partijen ligt het er al maanden, maar van de school nog niet. Soms denk je dan weleens: jullie krijgen een dik salaris en ik zit hier voor mijn lol als vrijwilliger. Maar bij dat soort conflicten met ander partijen klaart de lucht altijd wel weer op.’

Jan Snijders: ‘Het zijn allemaal cultuurachtige problemen. De school is bijvoorbeeld helemaal niet gewend om met dit soort zelfstandige groepen in het dorp te werken. Dat is het leuke aan de woningcoöperatie de Kombinatie, die hebben in een razend tempo een cultuuromslag gemaakt naar ons toe. Inmiddels worden we gelukkig wel geaccepteerd als serieuze partner.

Er worden straks 27 zorgwoningen gebouwd, waarvan 18 sociale huur en 9 sociale koop. Maar aan die sociale koop hebben wij niets - de eerste sociale koper mag het vervolgens verkopen aan wie hij wil. Daarbij hebben veel mensen hier in het dorp een laag inkomen, maar ze hebben wel bijna allemaal een eigen huis. Zij willen helemaal geen huis kopen als ze oud zijn. Ons doel is dus om als coöperatie die 9 woningen te kopen. Waar veel coöperaties nu tegenaan lopen is dat de banken dit verschijnsel niet kennen. Zij vragen een rente van 4,3% voor de komende tien jaar, in plaats van de gebruikelijke 2,3%. Als de gemeente en/of provincie zich garant zou stellen, zou de rente fors dalen, maar de gemeente heeft dit soort garantiestellingen, die vroeger voor sportclubs golden, afgeschaft.

Ook valt de peuterspeelzaal straks onder de kinderdagopvang en dan mogen ze alleen nog betaalde krachten in dienst hebben, terwijl ze nu met één betaalde kracht en één vrijwillige beroepskracht werken. Bovendien worden de kosten voor ouders inkomens-gebonden, en ingedeeld in vier categorieën. Ze moeten dus een uitgebreide administratie gaan voeren. Dat kan de peuterspeelzaal zelf niet, dus daar moet weer een bureau voor worden ingehuurd. Op deze manier wordt zo’n project financieel kapot gemaakt.’

Lia van Dijk: ‘Op dit soort momenten blijven we altijd keurig, maar we laten wel weten dat we het er niet mee eens zijn. We hebben uiteindelijk maar één doel: de mensen willen in hun dorp blijven wonen en ik wil ook in mijn dorp blijven wonen met alle voorzieningen die nodig zijn.’

Publiciteit

Jan Snijders: ‘Wat bijzonder is aan Austerlitz Zorgt is de snelheid waarmee het van de grond gekomen is en het hoge percentage inwoners dat lid is. We zijn voor de overheid vanwege onze kleinschaligheid een interessant experiment. De coöperatie is het paradepaardje geworden van de gemeente Zeist en staat in het verkiezings- en coalitieprogramma.

In het begin zochten wij de publiciteit op om een soort trots en gevoel van eigenaarschap te creëren in het dorp en om daarnaast serieus genomen te worden door de gemeente. Nu is er enorm veel interesse van de buitenwacht in onze coöperatie. Daarom organiseren we één keer in de twee maanden een presentatie om het allemaal behapbaar te houden. Ook wordt er - mede op uitnodiging van staatssecretarisMartin van Rijn - een landelijk platform opgezet met coöperaties die al ver ontwikkeld  zijn, om de knelpunten te bespreken. We hebben daarover ook contacten met Tweede Kamerlid Otwin van Dijk.

Dreigen met het ‘right to challenge’ dat dankzij Tweede Kamerleden Linda Voortman (GroenLinks) en Otwin van Dijk (PvdA) is opgenomen in de Wmo, maakt het mogelijk om de gemeente uit te dagen als je pretendeert de zorg beter te kunnen regelen dan de gemeente. De gemeente moet dan motiveren waarom ze het initiatief niet steunen. Wij hebben mede door daarmee te dreigen beweging in de zaak gekregen.

Als je zo’n initiatief in een stad zou willen opbouwen is het een stuk lastiger. Maar in Amsterdam bestaan al 27 stadsdorpen en in Utrecht 4, waaronder een initiatief in Lunetten, een gemengde wijk. In steden zijn deze initiatieven dus ook in opkomst, maar het kost daar wel meer moeite. In een dorp is de samenhang gewoon groter dan in de meeste stadswijken. Wij zeggen daarom ook altijd: ‘Kijk niet altijd naar wat wij doen. Als er helemaal niets is een wijk, begin dan simpel en richt bijvoorbeeld een stadstuin in of ga samen eten.’ 

Interview gehouden op 27 november 2015 door Jolien van de Sande
Foto: TINEKE